Het belang
van historische afschotadministraties
E. Pelzers
Jachtadministraties vormen zich naar aanleiding van jachtrechtelijk handelen
door overheden en particulieren. In huis-, familie- of persoonsarchieven kun
nen jachtadministraties uit diverse bescheiden bestaan, zoals jachtakten, ak
ten van aanstelling van jachtopzieners, stukken betreffende de afpaling van
zogenaamde privatieve jachtvelden, processtukken betreffende heerlijke jacht-
rechten, kwitanties van de aanschaf van geweren en munitie, rekeningen, re
gisters met afschotgegevens en dergelijke. Ook in de archieven van de over
heid, bijvoorbeeld bij jachtgerechten, burgemeesters en wethouders, provinciale
besturen en diverse ministeries, treft men een veelheid van stukken betreffen
de de jacht aan. In dit artikel staat een onderdeel van de jachtadministratie
centraal: de afschotadministratie, waarin men bijhield hoeveel stuks van wel
ke diersoort tijdens de jacht werden geschoten.
1
Historisch overzicht
Afschotadministraties vóór 1600 zijn in Nederland vrij schaars. De grofwild-
schattingen en afschotnotities van Gerardt Boot, luitenant-houtvester in het
Noorderkwartier van Holland, behoren in Nederland tot de bekendste uit de
periode van vóór 1600. Op 27 oktober 1596 telde hij tijdens een rit van Bak-
kum, achter het Vogelenwater, tot aan Wijk aan Zee 344 oude en jonge edel
herten.1 De luitenant-houtvester vermeldt onder meer ook het schieten van 18
edelherten in 1594/1595, waarvan één door prins Maurits achter Bakkum. De
prins schonk het wildbraad aan de Leidse vroedschap.
Afschotgegevens uit de achttiende, negentiende en twintigste eeuw zijn in
ruimere mate voorhanden dan soortgelijke gegevens uit de zeventiende eeuw
en vroeger. Achttiende-, negentiende- en twintigste-eeuwse wildlijsten en der
gelijke zijn bijvoorbeeld voorhanden in het Koninklijk Huisarchief, het hui
sarchief Rosendael (Rijksarchief Gelderland), het huisarchief Twickel, Col
lectie Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen en het archief Rentambt
en Drostambt Montfort (Rijksarchief Limburg), om er enkele te noemen. De
178
Duitse graaf van Schaesberg Tannheim liet de resultaten van de jacht in het
gebied rondom de Meinweg, gelegen in het Duits-Nederlandse grensgebied ten
oosten van Roermond, in de tweede helft van de vorige eeuw nauwkeurig op
tekenen. De afschotadministratie wordt bewaard in het Kreisarchiv Viersen
in Kempen (brd) en is een bijzonder fraai voorbeeld van een negentiende-
eeuwse administratie. De afschotadministratie van de graaf vormde de basis
van een gedetailleerde analyse van de fauna rondom de Meinweg tussen
1860-1900.2
De eerste serieuze pogingen om wildstatistieken in Nederland systematisch
te verzamelen voor onderzoeksdoeleinden dateren van vlak na de Tweede We
reldoorlog. Het betrof hier onder meer vangstgegevens van eendenkooien.3
Vóór de Tweede Wereldoorlog gebeurde dit slechts op bescheiden en inciden
tele schaal, onder meer door R. C. Six en enkele jagersverenigingen. Losse aan
tekeningen over het afschieten van dieren verschenen wel eens in particuliere
jacht- en landbouwtijdschriften, maar ook in overheidspublicaties. Ook wer
den er vóór 1940 soms enquêtes over wildschade gepubliceerd, maar hierin staan
doorgaans weinig afschotgegevens vermeld.
De Internationale Unie van Wildbiologen (iugb) stelde in 1981 tijdens een
bijeenkomst in Trujillo, Spanje, een werkgroep in, die zou gaan streven naar
het tot standbrengen van vergelijkbare en betrouwbare afschotcijfers in Euro
pa. Het ministerie van Landbouw en Visserij neemt deel aan deze werkgroep.
Ambtenaren van de Directie Natuur, Milieu en Faunabeheer (nmf, ministerie
van Landbouw en Visserij) inventariseren momenteel via een jachtveldenquê
te gegevens omtrent de wildstand. Jagers, jachtopzieners of jachtcombinaties
kunnen hier op vrijwilige basis aan meewerken. De jacht op grofwild (herten,
wilde zwijnen, reeën en moeflons) is tegenwoordig gebonden aan een stelsel
van vergunningen, waardoor afschotregistratie mogelijk is.
2
Redenen voor administrering
Afschotadministraties zijn om diverse redenen bijgehouden. Wanneer in een
jachtveld veel wild werd geschoten, maakte dit het verpachten van de jacht
aan derden financieel aantrekkelijker. Wildlijsten waren een belangrijke ge
heugensteun en hulpmiddel bij het opmaken van de boekhouding, indien er
verkoop van wild plaats vond of schietgeld aan de jager werd betaald. In het
archief van de intendance van Het Loo zijn staten uit de negentiende eeuw be
waard gebleven, die aangeven hoeveel door de hofjager geschoten wild aan
de koninklijke hofhouding in 's-Gravenhage werd verzonden.4 Het noteren
van het jachtresultaat gebeurde echter ook op grond van persoonlijke motie
ven, als genot en status. Eén van de leden van de familie De Beaufort schreef
in zijn afschotregister op 14 december 1916: 't Loo: De prins reed met mij uit
in een jachtwagen. Dejeuner Aardhuis. 's Namiddags. Verder uitgereden met
houtvester Beyer. Om 4 uur, bijna donker, schoot ik aan den voederplaats op
den "hoogen Duvel" een oude teruggezette bok. Gewei in mijn bezit (li). Mijn
eerste hert op 't Loo (een zesender hert)'.5
Jachtresultaten konden een belangrijke aanwijzing vormen voor het te voe
ren wildbeheer. De slechte situatie van de edelherten aan het einde van de vori-
179