in 1966 een Freedom of Information Act aan. Deze wet legde goede intenties vast, maar bezat weinig mogelijkheden tot sancties en haalde daardoor weinig uit. De lobbyisten streefden snel naar amendementen om de wet meer kracht te geven en in het door onthullingen gekenmerkte Watergatejaar 1974 waarin president Richard Nixon tot aftreden werd gedwongen, werden belangrijke amendementen op de wet aangenomen. De wet bevat nu sterke bepalingen waar bij het vrijgeven van informatie gewaarborgd wordt en het recht van de bur ger om langs gerechtelijke weg openbaarheid en geheimhouding te laten toet sen, duidelijk vastgesteld wordt.6 Het is van belang te begrijpen hoever deze federale Freedom of Informati on Act strekt. De federale regering van de Verenigde Staten berust op drie mach ten. de uitvoerende, de wetgevende en de rechtsprekende. De wet heeft alleen betrekking op de archieven van de organen van de uitvoerende macht, niet op die van de wetgevende en de rechtsprekende. Bovendien zijn de documenten van de president en zijn kabinet op het Witte Huis, die per traditie als het per soonlijk eigendom van de president beschouwd worden, uitgesloten van de wer ing van de wet. In de Presidential Records Act van 1978 stelde het Congres echter vast dat onder bepaalde omstandigheden de Freedom of Information Act toegepast zou kunnen worden om inzage te verkrijgen in de archieven van presidentiele ambtstermijnen sinds 1981. De archieven voor 1981 blijven bui ten het bereik van de wet. Dit houdt dus in dat van de drie afdelingen van de federale overheid slechts een deel van de archieven van één ervan - de uitvoe- rende macht onder de wet valt. DeFreedom of Information Act gaat uit van twee principes. Het eerste is a alle archieven die onder de werkingssfeer van de wet vallen, openbaar zijn tenzij specifiek bij wet vastgesteld is van niet. Het tweede is dat alleen door e reedom of Information Act de argumenten gegeven kunnen worden waar- om het publiek de toegang tot onder de wet vallende archieven ontzegd kan wor en. Met andere woorden, archieven die onder de Freedom of Informati on ct vallen kunnen alleen aan de openbaarheid onttrokken worden op basis van een in de wet zelf opgenomen uitzonderingsbepaling. D t Freedom of Information Act stelde negen categorieën van archieven van e uitvoerende macht vast die voor uitsluiting van openbaarheid in aanmer ing komen. Deze negen categorieën vertegenwoordigen vijf principieel te be schermen belangen. Drie van deze belangen houden verband met activiteiten ie alleen binnen de overheid openbaar mogen zijn: de nationale veiligheid de uitvoering van wetten en efficiency van het functioneren van de overheid (zoals bij voorbeeld de besluitvorming binnen de overheid). De andere twee ebben betrekking op particuliere belangen bij bescherming tegen openbaar- eid. de privacy van personen en het vertrouwelijk kunnen handelen in het zakenleven Daarnaast bevat de federale wet een 'doorgeef'-bepaling die aan sluit op andere beperkende clausules in de federale wetgeving en bepaalt dat deze clausules gebruikt kunnen worden om beperkingen te stellen aan de openbaarheid van onder de Freedom of Information Act vallende archieven et uitzondering van de informatie onder een 'doorgeef'-clausule en infor matie die aangemerkt wordt als betrekking hebbend op de nationale veiligheid en daardoor geheim moet blijven volgens de eerste uitzonderingsbepaling zijn de andere zeven beperkende bepalingen facultatief, niet bindend. Dit houdt 158 in dat wanneer informatie in een document binnen een beperkende categorie valt, zij niet als zodanig erkend behoeft te worden. De overheid mag zulke in formatie uitsluiten van openbaarheid, maar is niet verplicht dat te doen. Ge zien deze facultatieve beperkingen moeten federale archivarissen, evenals alle andere overheidsfunctionarissen, zelf beoordelen welke archivalia beperkt die nen te worden in hun openbaarheid. De beperkende bepalingen van de Freedom of Information Act ten behoeve van bescherming van de privacy zijn te vinden in de zesde en zevende uitzon deringsbepaling. De zesde staat de uitsluiting toe van 'personeels- en medische dossiers en van soortgelijke dossiers waarvan de openbaarmaking een duide lijk ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke privacy zou betekenen'. De ze vende heeft betrekking op persoonsdossiers aangelegd door justitiële autori teiten voor opsporingsdoeleinden en staat de uitsluiting toe van documenten die 'een ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke privacy' zouden betekenen en van documenten die 'de identiteit van een vertrouwelijke bron onthullen'. De rechtbanken hebben de termen van de uitsluiting ter bescherming van de privacy zeer ruim geïnterpreteerd; het Hooggerechtshof verklaarde dat de re gering op grond van de zesde uitsluitingsbepaling elke informatie mag achter houden die 'betrekking heeft op een persoon in het bijzonder' ten einde die persoon te beschermen tegen 'de schade en verlegenheid die kunnen voortko men uit onnodige publikatie van persoonlijke gegevens'.7 De termen waarin de Freedom of Information Act vervat is geven geen speci fieke definitie van privacy; men is er van uit gegaan dat dit een algemeen be kende term is. Uit de jurisprudentie blijkt dat de aanvaarde definitie van pri vacy ruwweg neerkomt op iemands mogelijkheid de verspreiding van persoonlijke, intieme details van zijn leven en het leven van leden van zijn fa milie te beheersen. De algemeen beschermde informatie omvat de burgerlijke staat, legitimiteit van geboorte, medische gegevens, financiële positie, rechten en reputatie van de familie en religieuze overtuiging. Aangezien de beperking op grond van overwegingen van privacy facultatief is, moeten archivarissen in elk afzonderlijk geval het algemeen belang van openbaarheid afwegen te gen het algemeen belang van beperking van de openbaarheid. Dit houdt in dat de archivaris moet afwegen hoe zwaar de inbreuk op de persoonlijke levens sfeer zal zijn ten gevolge van de openbaarmaking. Wanneer de archivaris vaststelt dat een onder de Freedom of Information Act vallend document vertrouwelijke informatie over een privé persoon bevat, moet hij het algemeen belang van openbaarmaking afwegen tegen het recht van het individu op bescherming van zijn privacy. In gerechtelijke vonnissen zijn ver scheidene gebieden genoemd waarop het algemeen belang van openbaarma king groot is. Een daarvan, en de meest algemeen aanvaarde, is wanneer de gevraagde informatie onthullingen zou bevatten van misbruik van vertrouwen door de overheid. Ten tweede wordt de zakelijke relatie van de onderneming van een privé persoon met de federale overheid beschouwd als een openbare aangelegenheid. Ten derde wordt er van uitgegaan dat er een recht bestaat op openbaarheid van primaire gegevens van overheidspersonen, zowel in militai re als in burgerlijke dienst, zoals hun naam, huidige en vroegere rang en posi- 159

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1989 | | pagina 24