welke Leiden het voorzitterschap bekleedde, heeft Van Maanen terecht de be
sognes niet als aparte archiefvormers beschouwd. Opmerkelijk is in dit ver
band, dat van geen enkel besogne in het Statenarchief een als afzonderlijke
administratieve eenheid te onderscheiden gedeelte (of archief) is overgeleverd.
Van Maanen beargumenteert het niet-beschouwen als aparte archiefvormers
als (pagina xlv) het weerspiegelen van de institutionele structuur van de Hol
landse bestuursorganisatie. Mijns inziens is dit het argument uit de bijzin van
paragraaf 16 van de Handleiding, die dus hier inderdaad klopt met de hoofd
zin: het primaat van de praktijk van de administratie.
tv Archief van de tresorier-ordinaris, vanaf 1775 klerk ter tresorie. 15""M811
(1838). De administratieve functie van detresorier ordinaris blijkt in 1775 (pa
gina xxx) overgenomen te worden door een klerk ter tresorie, die formeel on
der de (onder)secretaris ter rekenkamer kwam te staan, maar administratief
zelfstandig bleef. Van Maanen beschouwt dan ook terecht het archief van de
tresorier en dat van zijn klerk als een caesuurloze eenheid.
V Archief van de tresorier-extraordinaris dan wel de stadsfabriek 1592-1815
(1817). Ondanks de naamsverwisseling is dit bestanddeel als een functie met
een administratie beschouwd. Voor zover ik kan beoordelen terecht. Hier zijn
de beide benamingen ook door Van Maanen wel in de titel opgenomen.
Als afzonderlijke archiefvormers zijn bovendien aan te merken de al dan niet
blijvend door (ambtelijke) afzonderlijke secretarissen bediende vroedschaps
commissies en andere committé's, voor zover zij continuïteit hebben gekend.
In het schema zijn deze met dubbele lijnen aangegeven. D,7 betreft dus de com
mitté's van financiën en onderstand, en die voor de fabricage en plantsoenen.
Voor de kortstondige committé's uit de jaren 1795-1796 acht ik Van Maanens
oplossing ze in de rubrieken van het algemeen en dagelijks bestuur op te ne
men wel toereikend. Deze werkwijze wordt ook voor commissies-ad-hoc veel
vuldig toegepast. Strikt genomen zou men ook de secretaris-(2) na 1803-1808
ten aanzien van de Kamer van Financiën en ten aanzien van die van Fabricage
moeten samenvoegen, maar daar de stukken inwendig geen verband schijnen
te hebben, is de opvatting dat het hier om een personele unie gaat van de
secretaris-(2) wel te verdedigen. Of men de gecommitteerde tot de zaken van
de armen (1803-1811) als rubriek bij commité van Financiën en onderstand
dan wel eveneens als zelfstandige archiefvormer (dus als derde 'pet' van de
secretaris-(2) wil beschouwen) is beide verdedigbaar. Uit het oogpunt van over
zichtelij kheid zou ik hier voor de eerste mogelijkheid kiezen.
Volledige Konsequenz voert uiteraard zum Teufel, en dat strookt niet met de
vrome titel van deze bijdrage, maar ook niet met paragraaf 17 en paragraaf
18 van de Handleiding die vooral tot praktische zin aansporen.
Samenvattend: mijns inziens heeft Van Maanen de hoofdindeling, die hij oor
spronkelijk had gekozen vanaf rond 1750 meer expliciet op de vanaf dat mo
ment zich ontwikkelende administratie moeten baseren. Nu heeft hij de ar
chiefvorming van na 1750 teruggeprojecteerd op de administratieve organisatie
van vóór die tijd, of liever: de ontwikkelingen genegeerd.1 Uiteraard is Van
138
Maanen in het ontwarren van dit conglomeraat toch wel voor verreweg het
grootste deel geslaagd. In feite zou de uitvoering van de bovengenoemde denk
beelden ook slechts de omstelling van een zeer beperkt aantal bladzijden van
de 664 ten gevolge hebben gehad. Het lijkt mij dat de feilen, die nu gesigna
leerd zijn, ook voor een groot deel kunnen worden gecompenseerd door naast
de ongetwijfeld op de studiezaal van het Leidse gemeentearchief aanwezige
stadsplattegrond een organisatieschema van het stadsbestuur door de eeuwen
heen te presenteren, dat dan wel vollediger moet zijn dan het hier gepresen
teerde, en verwijzingen naar inventarissen en rubrieken in inventarissen kan
bevatten.
Noot
1 Archiefinspecteurs moeten bij op handen zijn
de reorganisaties keer op keer uitleggen, waar
om men de gevormde archieven van de in staat
van opheffing verkerende organen niet over de
nieuwe organisaties moet verdelen: het versto
ren van de onderlinge samenhang, en de moei
te voor de archivaris om achteraf de versprei
ding van zo'n archief over een aantal nieuwe
organisaties weer ongedaan te maken. Geluk
kig is in de Wet algemene regelen gemeentelij
ke indeling, en ook in een concept-reglement
voor reorganisatie bij rijksdiensten, nu expli
ciet gesteld dat men geen archieven blijvend
mag splitsen, maar de onderdelen zodanig
moet gaan beheren, dat de verbanden behou
den blijven, of in ieder geval op termijn ge
makkelijk herstelbaar zijn. Van Maanen heeft
voor de periode na 1750 precies het omgekeer
de gedaan: niet het oudere archief is naar de
nieuwe organisatie toe geordend, maar de jon
gere bescheiden volgens de oude organisatie.
Het verschil is natuurlijk, dat Van Maanen
voor onverantwoorde ingrepen van voorgan
gers kwam te staan, terwijl moderne archief
omvormers volledig zelf voor hun verstoringen
van de oorspronkelijke structuur aansprakelijk
zijn.
139