Karei Simon de Vlodrop, geboren in 1781 te Roermond en overleden op 9 ja
nuari 1847 aldaar, ofwel diens broer Jozef Simon de Vlodrop, geboren in 1785
en overleden te Roermond op 3 januari 1849. Beiden waren ongehuwd en met
het overlijden van Jozef in 1849 stierf de Roermondse tak van deze familie
uit.19 De nota van Guillon dateert aldus van vóór 1849. Opvallend is dat Guil-
lon blijkens het citaat geen kennis droeg van het voorhanden zijn van de origi
nele stukken der stichting, op perkament geschreven, zoals deze in de beschrij
ving der Munsterkerk van 1844 worden aangeduid. De nota van Guillon dateert
aldus met enige waarschijnlijkheid nog van vóór 1844. Van één der gebroe
ders Simon de Vlodrop of hun erfgenaam zal Guillon het necrologium hebben
verworven. In de nalatenschap van Guillon bevonden zich namelijk ook be
scheiden van de familie Simon de Vlodrop.20 De datum ante quem van de ver
werving van het necrologium is 23 maart 1861, omdat A.Fahne op die dag
het aan hem uitgeleende necrologium aan Guillon retourneert.21 Daar Guil
lon in de jaren veertig klaarblijkelijk nog niet van het bestaan van de originele
stichtingsoorkonden en de cartularia op de hoogte was, is het onzeker of deze
eveneens in het bezit van de familie Simon de Vlodrop waren.
Met de familie Simon de Vlodrop komen wij een generatie verder terug in
de negentiende eeuw. Het betreft bovendien een familie die in directe relatie
tot de Munsterkerk stond! Karei en Jozef Simon de Vlodrop waren in 1803
respectievelijk 1811 al kerkmeesters van de Munsterkerk. Later, op 26 april
1841 werden zij door het gemeentebestuur van Roermond geprezen, omdat
het aan hen te danken was dat de langzaam in verval geraakte Munsterkerk
van de gehele ondergang was gered. De persoon van Karei Simon de Vlodrop
(1781-1847) treedt het meest naar voren. Hij was gemeente-ontvanger in de
jaren 1817-1830, lid van de gemeenteraad en schepen sedert 1843, lid van de
Ridderschap van Limburg sedert 1826, lid van Provinciale Staten van Lim
burg in de jaren 1828-1833 en 1841-1847. Hij stond voorts bekend als een ver
zamelaar van schilderijen. Ook in dit opzicht is hij als een voorganger van Guil
lon te beschouwen.22 Vermeldenswaard is eveneens dat ook de buurman van
beide gebroeders J. B. J. Meyer (overleden 1830), ook een kunstverzamelaar,
sedert de heringebruikneming van de Munsterkerk voor de katholieke eredienst
in 1803 als kerkmeester fungeerde.23 Zij moeten de laatste abdis Maria Josepha
de Broich hebben gekend die pas in 1808 overleed. Zij bepaalde in haar testa
ment op 2 februari 1808 dat haar uitvaartdienst in de Munsterkerk gehouden
zou worden en legateerde een bedrag voor restauratiewerkzaamheden.24 Het
is aldus mogelijk dat de kerkmeesters het necrologium van de laatste abdis ver
kregen hebben. Op een andere mogelijkheid van verwerving door de familie
Simon de Vlodrop, waarvan Karei artistiek aangelegd was, komen wij nog terug.
Charters van onbekende herkomst
Het zal verwondering wekken te vernemen dat in 1929, toen de archiefstuk
ken van de Munsterabdij uit de collectie Guillon in het Rijksarchief in Lim
burg arriveerden, daar de meeste der thans bekende charters en stukken reeds
aanwezig waren, namelijk 53 van de thans 61 inventarisnummers. De grootste
aanwinst ontving de rijksarchivaris in 1912, later nog enkele charters in 1926
68
en 1927. De grote aanwinst van 1912 was aanleiding om 'een volledigen inven
taris te geven van al wat op dit Rijksarchief van het Munster aan archieven
berust'. Het Rijksarchief bleek zelfs vóór 1912 al dertien charters te bezitten,
waaronder twee akten uit 1268 en 1269.25 Ten aanzien van enkele charters,
ook die van 1268 en 1269, kan een suggestie aangaande de verwerving gedaan
worden. Deze stukken, de tegenwoordige nummers 34-35, betreffen namelijk
goederen onder Maarheze en Someren. Deze goederen verkocht de Munste
rabdij in 1771 aan Petrus van Moorsel. Ook de akten betreffende deze goede
ren werden aan de nieuwe eigenaar overgedaan, hetgeen af te leiden valt uit
de omstandigheid dat één der erfgenamen, F. H. van Moorsel, in 1892 en 1910
een aantal akten over Maarheze en Someren, oorspronkelijk behorend tot het
archief der Munsterabdij, aan het Rijksarchief in Noord-Brabant schonk, waar
onder charters uit de dertiende eeuw.
In 1896 verwierf het Rijksarchief in Limburg van C. F. L. H. G. van Moor
sel te Visé een grote hoeveelheid familiebescheiden. De aanwinst werd naar
de inzichten van destijds niet als een ondeelbaar familiearchief beschouwd,
maar het werd per familie opgesplitst, terwijl de genealogica in de handschrif
tencollectie werden ondergebracht. Door reconstructie kon in 1975-1976 het
oorspronkelijke geheel worden hersteld. Het familiearchief van Moorsel, ver
worven in 1896 bleek ook nog stukken over de van de Munsterabdij verwor
ven goederen te bevatten uit de jaren 1772-1812. Niet denkbeeldig is het nu
dat de stukken betreffende Maarheze en Someren die vóór 1912 al in het Rijks
archief waren en tegenwoordig in het archief van de Munsterabdij berusten,
in 1896 met het archief Van Moorsel werden verkregen en in dat geval ook
eigenlijk in dit familiearchief thuishoren.26
In 1912 verwierf het Rijksarchief 32 charters en enige stukken door aankoop.
Het oudste stuk dateerde uit 1229.27 De naam van de verkoper werd nergens
vermeld. In hetzelfde jaar deed de landmeter, genealoog en verzamelaar van
archiefbescheiden, A. F. van Beurden, een schenking aan het Rijksarchief. Tot
die schenking van Van Beurden behoorde een akte van 1523 betreffende een
gesticht officie in de H. Geestkerk te Roermond, terwijl in de aankoop even
eens een akte betreffende dit officie begrepen was. Van Beurden liet op 19 juli
1912 aan de rijksarchivaris weten 'Verder heb ik nog een verzameling perka
menten 40 stuks 1350-1700 die ik tevens zal deponeeren. Kan ik daarvoor
enige verschotten terugkrijgen, goed zo niet dan krijgt Ueg. ze zoo'. De 32
in 1912 aangekochte charters der Munsterabdij plus de overige aangekochte
charters plus de door Van Beurden geschonken charters maken samen het to
taal van veertig charters, waarbij transfixen voor afzonderlijke akten werden
gerekend. Men zou aldus rekening kunnen houden met de mogelijkheid dat
de in 1912 aangekochte charters van de Munsterabdij uit het bezit van A. F.
van Beurden afkomstig zijn. Ten aanzien van de latere aanwinsten uit 1926
en 1927 zijn er geen problemen, daar de betreffende bescheiden werden ver
kocht respectievelijk geschonken door Eug. Vreuls te Roermond.28 Hoe kwa
men Vreuls en eventueel Van Beurden aan deze charters? Het antwoord op
deze vraag biedt mogelijk een geheel ander archief, het archief van de familie
Van Scherpenzeel Heusch.
69