Het archief van de Munsterabdij
te Roermond in de negentiende eeuw
G. Venner
Ook archieven hebben een soms opmerkelijke geschiedenis. Hoe zijn die oude
perkamenten en papieren tot ons gekomen en aan welke bedreigingen hebben
zij bloot gestaan? Een fraai voorbeeld van een 'archief-geschiedenis' is het ver
haal van het archief van de Munsterabdij te Roermond. Dr. G. Venner, mede
werker van het Rijksarchief in Limburg, heeft de lotgevallen nauwgezet ont
rafeld.
Inleiding
Bij het gereedkomen van de derde aflevering van het Oorkondenboek van Gelre
en Zutphen tot 1326 lijkt het juiste moment gekomen om nog eens nader in
te gaan op de lotgevallen van de thans bekende archiefbestanddelen van de
Munsterabdij gedurende de negentiende eeuw. Immers na de publicatie van
het eerste gedeelte van de oorkondenteksten der Munsterabdij in de tweede
aflevering van het oorkondenboek, verschenen in 1984, worden nu de overige
oorkonden van dit archief gepubliceerd.1 Vanwege het belang van deze bron
nenuitgave voor historisch onderzoek is het zinvol na te gaan, hoe deze teksten
de tijden hebben overleefd na de opheffing van de abdij door de Fransen in
1797. Naast de overlevering van de afzonderlijke teksten die in het oorkon
denboek beschreven is, trachten wij thans de overlevering van het bewaard ge
bleven archief als geheel te plaatsen. Het archief van de Munsterabdij berust
momenteel in het Rijksarchief in Limburg. Drs. M. K. J. Smeets ordende het
archief, terwijl mevrouw mr. W. E. S. L. Keyser-Schuurman regesten vervaar
digde. Inventaris en regestenlijst werden in 1974 uitgegeven.2 Sedertdien kwa
men nog verscheidene nieuwe gegevens over het archief van de Munsterabdij
aan het licht die mede dit artikel rechtvaardigen.
64
Het archief aan confiscatie ontsnapt
De Loi qui supprime les établissemens religieux dans les neuf départemens réunis
van 9 vendémiaire iv (1 september 1796) betekende het einde van abdijen en
kloosters in het gebied dat thans België en grote delen van de Nederlandse pro
vincie Limburg omvat. Deze wet confisqueerde de kerkelijke bezittingen ten
behoeve van de Franse republiek. De onroerende en roerende goederen kwa
men onder beheer van de domeinadministratie. De religieuzen van de Munster
abdij werden op grond van deze wet rond 15 februari 1797 gedwongen de abdij
te verlaten. Daar Roermond tot het departement van de Nedermaas behoor
de, kwamen de goederen der Munsterabdij onder beheer van de domeins
administratie te Maastricht. Na het vertrek van de kloosterlingen werden de
goederen geïnventariseerd en een jaar later, op 31 juli 1798, werden de roeren
de goederen in het openbaar verkocht.3
Uiteraard was de domeinadministratie zeer geïnteresseerd in de archieven
der opgeheven kerkelijke instellingen die immers de eigendomstitels bevatten
en de stukken die informatie over de omvang van het vermogen verstrekten.
Aan de andere kant trachtten de ex-kloosterlingen de archieven uit de handen
van de Franse ambtenaren te houden, kennelijk in de hoop dat de oude tijden
zouden terugkeren. Ten aanzien van de archieven der opgeheven Roermondse
kloosters had de domeinadministratie niet veel succes. Van het archief der Min
derbroeders verwierf zij niets, van het archief der Ursulinen en de Munsterab
dij slechts enkele stukken. De préposés au triage des titres die in de jaren 1798-
1799 te Maastricht ten behoeve van de domeinen werkzaam waren met het schif
ten der in beslag genomen archieven, bleken op 29 oktober 1798 maar enkele
stukken van de Munsterabdij ontvangen te hebben, enige akten van schuldbe
kentenis en enkele rekeningen.4
Met dat weinige was men niet tevreden: via de onderprefect en de burge
meester van Roermond werden in april 1803 de voormalige abdis en de priores
van de Munsterabdij bevolen alle stukken af te staan. Weigerachtigheid zou
met verlies van de pensioenaanspraken kunnen worden bestraft. Op 10 juni
1803 liet Maria Josepha de Broich, de laatste abdis, een manuaal van cijnzen
en erfpachten bezorgen. Een inkomstenregister en de akten van schuldbeken
tenis waren al vroeger aan de commissaris die belast was met de feitelijke op
heffing, overgeleverd. De overige stukken waren, zoals zij meedeelde, gedu
rende de emigratie verloren gegaan.5
Voor het eerst wordt hier het verloren gaan van het archief toegeschreven
aan de vlucht voor de naderende Franse troepen in de zomer van 1794. Wat
de abdis in 1803 aan de Fransen niet kon of wilde vertellen, deelde zij kort
voor haar dood in 1808 aan de ex-priores mede: een ton archiefstukken was
in bewaring gegeven aan de abt van Hamborn op de rechter zijde van de Rijn
bij Duisburg. Deze abt liet op 11 mei 1811 weten inderdaad een ton archiefstuk
ken ontvangen te hebben, maar hij had deze al jaren geleden aan mevrouw
de Cabanes junior overgedragen.
De brief van de abt, gepubliceerd in 1935, leidde tot enig genealogisch on
derzoek naar de familie de Cabanes. De betrokkene was Josepha Charlotta
de Cabanes, geboren in 1769, een der jongste kloosterlingen der Munsterab
dij, die op 3 april 1857 te Straelen overleed.6 De aan haar overgegeven beschei-
65