De herordening van de ingekomen stukken in een chronologische ordening zal ernstige gevolgen met zich mee brengen. Zo zullen brieven waarop data ont breken buiten een eventuele nieuwe ordening blijven. Handhaaft men de oude orde, dan zal het verband met de andere stukken klaarheid kunnen brengen in de datering. Een groot deel van de ingekomen stukken bestaat uit bijlagen, aantekeningen en minuten van uitgaande brieven zonder data, die niet direct geplaatst kunnen worden. Op andere brieven is bij de datering, blijkens het verband met de andere stukken, duidelijk sprake van verschrijvingen, bijvoor beeld de abusievelijke vermelding van het oude jaar na de jaarwisseling. Ook zitten er tussen de ingekomen stukken brieven van oudere datum als bijlagen van nieuwe brieven en veelvuldig treft men duplicaten van brieven aan bij brie ven van latere datum. Bij de uitvoering van een consequente chronologische ordening zal het probleem zich voordoen dat niet alle brieven voorzien zijn van de data van ontvangst. Dit is in de regel de datum waarop het stuk een bestemming kreeg in het archief van de firma Hope Co. In de laatste plaats zij vermeld dat er aanwijzingen zijn, blijkens oude omslagen, dat de toenmali ge administratie ingekomen stukken wel degelijk in chronologische volgorde opgeborgen heeft; bijvoorbeeld in 1759 te Amsterdam en 1797 te Londen. Het verbreken van deze orde zou in strijd zijn met het structuurbeginsel. Tegen herordening in één alfabetische rangschikking van de stukken op naam van de afzenders zijn echter ook de nodige bedenkingen. In de eerste plaats zitten er bij de ingekomen stukken niet alleen brieven op naam, maar ook al lerlei bijlagen, rekeningen, aantekeningen etcetera zonder namen van afzen ders, die niet zonder meer geplaatst kunnen worden. Daarnaast zijn er brieven waarop de afzenders ontbreken, bijvoorbeeld door verlies van de omslagen. Andere brieven zijn afkomstig van derden, bijvoorbeeld als bijlage bij een be geleidende brief voor behandeling door Hope Co. Verder worden brieven van handelsrelaties soms afgesloten met de naam van de firma en soms met die van de briefschrijver zelf, bijvoorbeeld Taay en Labouchère voor Hope Co, Amsterdam of Agie voor Parish. Bij een consequente alfabetische or dening blijven deze niet bij elkaar. Voor het omwerken van de oude orde naar een eenduidig systeem zal veel tijdrovend leeswerk verricht moeten worden, omdat men anders met een onvolkomen uitgevoerd systeem blijft zitten. Dan zijn nog de vele brieven buiten beschouwing gebleven die in de dossiers betref fende bijzondere onderwerpen zitten, die bij een consequente herordening buiten de alfabetische rangschikking van de correspondentie zullen blijven vallen. De problemen met een onderwerpsgewijze ordening blijven maar helemaal bui ten beschouwing. Na de opsomming van vele nadelen die aan de herordening van de ingeko men stukken kleven, zal het duidelijk zijn dat de oude orde wel gehandhaafd moet blijven. De keuze van de ordening dient niet voort te vloeien uit de slaaf se navolging van een oud principe, maar is het gevolg van een afweging van argumenten. De aanwezigheid van allerlei begeleidende stukken bij de inge komen brieven maakt het haast onmogelijk de stukken volgens een nieuwe me thode van ordening in te delen, waardoor herordening eerder aan overzichte lijkheid zal verliezen dan winnen. Het verband dat tussen de ingekomen stukken bestaat zou nog eens kunnen duiden op bijvoorbeeld de ontvangst en behan deling door een bepaalde firmant en op het feit dat bepaalde eenheden met 122 archivalia uit zijn lade afkomstig zijn. Daarop duiden ook omschrijvingen op lijsten van archivalia van de firma Hope Co, bijvoorbeeld: 'Sundry old pa pers out of the desk of S. P. Labouchère'. Behalve de archivistische argumenten die pleiten voor de handhaving van de oude orde, is het ook uit oogpunt van beheersing van de kosten van de inven tarisatie ongewenst alle stukken zelf te gaan verplaatsen. Nu zijn wij in een tijd aangekomen waarin het veel gemakkelijker is om met behulp van een com puter alfabetische indices op de namen van de afzenders te maken. In dit geval zouden tevens de brieven in de dossiers betreffende bijzondere onderwerpen toegankelijk gemaakt kunnen worden zonder werkelijk het gehele archief om te gooien. Het blijft dan mogelijk de stukken in hun context te bestuderen en de betekenis van archivalia zonder specifieke afzenders en data nader vast te stellen. Deze wijze van ordening sluit goed aan bij de behoefte van historische onderzoekers om stukken niet op zichzelf te beschouwen maar in samenhang te zien met andere stukken. Voor de toegankelijkheid van een archief is het niet altijd noodzakelijk om alle stukken afzonderlijk te beschrijven. Een ar chief kan ook toegankelijk zijn als grotere eenheden beschreven en geordend zijn, aangevuld met een inleiding over de inventarisatie en eventueel met een index op namen van de afzenders en geadresseerden die in het archief voorko men. De registratie van de correspondentie Tegenwoordig komt men niet veel gegevens meer op schrift tegen over de wij ze waarop de handelscorrespondentie behandeld werd in de tijd vóór de intro ductie van de kantoorordners. Ook in de archivistische literatuur in Neder land is er weinig over te vinden. Dit is niet vreemd als men zich realiseert dat het grootste deel van de handelscorrespondentie niet bewaard is gebleven. Een handleiding voor de postbehandeling zal men waarschijnlijk niet verwachten. Zelfs nu nog zijn er administraties waar dergelijke handleidingen ontbreken. Toch vallen er overeenkomsten op als men de registratie op de binnengeko men brieven met elkaar vergelijkt in volkomen los van elkaar staande bedrijfs archieven. Dan blijkt dat vele kooplieden op dezelfde wijze aantekeningen maakten op de ontvangen post. Er zijn voorbeelden van Amsterdamse koop manshuizen van de zeventiende tot de achttiende eeuw en er is een ouder niet- Amsterdams voorbeeld: de administratie van de Leidse koopman Daniël van der Meulen uit de zestiende eeuw.4 Op zichzelf stelt de registratie niet zoveel voor. Na de binnenkomst - be handeling vouwde de koopman of zijn bediende de brief min of meer volgens een vast plan naar binnen toe. Op een smalle strook op de achterzijde van de brief, aan dezelfde kant als de adressering, plaatste de koopman de naam en de plaatsnaam van de afzender, datum van de brief, datum van ontvangst en datum van beantwoording. Als een dergelijke eenvoudige en opvallende wijze van registratie zo uitgebreid voorkomt, dat het lijkt alsof het algemeen gebruikt werd door kooplieden, mag men toch wel veronderstellen dat er iemand was die het gebruik op schrift stelde, bijvoorbeeld in memoires of in een handboek voor kantoorbedienden. 123

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 8