punten en het wijzen op het vele, dat in de afgelopen jaren is bereikt. Maar in dit geval hebben wij de indruk gekregen dat ook een positieve reactie heeft plaatsgevonden en dat er een hernieuwd overleg is gestart tussen de ministe ries van wvc en Binnenlandse Zaken om tot een gemeenschappelijke aanpak te komen. De problemen liegen er ook niet om. Werd bij de start van de Cen trale Archiefselectiedienst in Winschoten de achterstand aan te saneren archief bestanden nog geschat op 300 strekkende kilometer, recentere schattingen spreken van 500 of zelfs 600 kilometer, terwijl bij verkorting van de overbren gingstermijn de jaarlijks op de rijksarchiefdienst afkomende lawine papier zon der schoning oploopt van 3 naar 20 kilometer, nogmaals: per jaar! Tegen die achtergrond is het merkwaardig dat het afgelopen jaar de Centra le Archiefselectiedienst opnieuw in discussie is geweest. Wij hebben ons in de zomer van het afgelopen jaar in die discussie gemengd, omdat gevreesd moest worden dat plannen tot afslanking en/of privatisering van de cas zouden lei den tot een afbraak in plaats van de opbouw van een dienst die nog maar net begonnen is op snelheid te komen. Was de produktie in 1984 nog 1327 meter, in 1986 was deze gestegen tot 4300 meter, terwijl de doelstelling voor 1987 6000 meter bedroeg. In een brief aan de ministers van Binnenlandse Zaken en wvc hebben wij aangegeven dat er eigenlijk geen vrije beleidskeuze tot bezuiniging bestaat, om de eenvoudige reden dat de archieven er zijn en beheerst moeten worden, wil de informatievoorziening van de rijksorganen niet volledig dichtslib ben door onhanteerbare hoeveelheden archiefstukken. Als er bij de cas zou worden bezuinigd, zou immers autonoom de druk elders, dat wil zeggen bij de verschillende ministeries en rijksorganen, groter worden. In die zin zou er dan sprake zijn van een jojo-beleid, terwijl de cas nu juist is opgericht om eindelijk eens orde op zaken te stellen. Wij hebben van de ministeries geen in houdelijke reactie ontvangen, maar te horen gekregen dat de ergste kou in middels van de lucht is. Ook de Rekenkamer is overigens van mening dat een goed functionerende Archiefselectiedienst een voorwaarde is voor het wegwer ken van de bestaande achterstanden. Wat de Rekenkamer niet met zoveel woor den aangeeft, maar wat tussen de regels door te beluisteren valt is dat de mi nisteries ook nog eens zelf de cas als een indirecte bezuiniging benutten door taken naar de cas af te stoten en maatregelen achterwege te laten die nieuwe achterstanden zouden kunnen voorkomen. Het lijkt mij nuttig om nog eens nadrukkelijk stelling te nemen ten gunste van de cas. In het verleden heeft het bestuur van de van zich enigszins afstandelijk opgesteld en aandacht ge vraagd voor de alternatieve mogelijkheid van een adequaat beheer door de rijks organen zelf, maar nadat de keuze is gemaakt voor een centrale dienst kan niet nu weer het roer worden omgegooid. Wij vertrouwen dat in het interde partementale overleg deze belangrijke voorziening de nodige positieve aandacht zal krijgen en dat tevens in het kader van de door ons bepleite samenhangende visie ook de afstemming met het beheer in de dynamische fase zal worden bezien. Ten aanzien van het beheer van archiefstukken in de dynamische fase heeft zich het afgelopen jaar een ontwikkeling voorgedaan die mogelijk tot ingrij pende wijzigingen gaat leiden. Bij het ministerie van Financiën is naar een idee van de Rijksarchiefinspectie een proefproject procesregistratie opgezet. Het zou hier te ver voeren diepgaand op de zaak in te gaan, maar de essentie ervan 112 is dat de traditionele dossierordening wordt verlaten en dat men bij de registratie slechts die gegevens registreert, die noodzakelijk zijn voor het functioneren van de administratie. Men gaat dus niet langer uit van het individuele ar chiefstuk, maar van het procesniveau. Voorwaarde daarbij is wel dat admi nistratieve processen tevoren gedefinieerd zijn en de archiefstukken die bij die processen horen in kaart gebracht zijn. Hoewel het ging om een beperkte proef tuin bij de Directie der Domeinen, lijken de voorlopige resultaten bemoedi gend. De procesregistratie kon op ongeveer 65% van de totale informatie wor den toegepast, waarbij een tijdsbesparing van 50 tot 60% ten gunste van de procesregistratie kon worden bereikt. Daarbij dient bedacht te worden dat de procesregistratie slechts een onderdeel is van de totaal-idee van procesbeheer sing. De ontwikkeling lijkt ons interessant genoeg om nauwgezet te blijven vol gen. Wij hebben de Rijksarchiefinspectie uitgenodigd Nieuws van Archieven te benutten ten behoeve van publiciteit over deze ontwikkeling. Voor het na jaar van 1988 zijn grootschalige seminars aangekondigd, onder meer in samen werking met het bedrijf Buil, dat voor het project de benodigde software heeft ontwikkeld. De primeur voor een eerste kennismaking in verenigingsverband was uiteraard voorbehouden aan onze zustervereniging de sod, die op haar studiedagen in Lunteren in maart jl. de heer P. Waters had uitgenodigd. Hij zei daar te verwachten dat de bestaande regelgeving ten aanzien van de docu mentaire informatievoorziening zal moeten worden aangepast en dat de idee van procesbeheersing een structurele oplossing kan bieden voor een deel van de door de Algemene Rekenkamer gesignaleerde problemen. Hoewel er, zoals gezegd, hoopvolle ontwikkelingen gaande zijn die kunnen leiden tot meer eenheid in het beleid ten aanzien van archieven in hun verschil lende levensstadia, wil ik toch de kanttekening maken dat een andere noodza kelijke samenhang in het archiefbeleid, namelijk die tussen de archieven van rijksoverheid en lagere overheden niet uit het oog mag worden verloren. Zowel het rapport van de Algemene Rekenkamer als de experimenten van de Rijksarchiefinspectie zijn uitsluitend gericht op de rijksdienst en ik wil be nadrukken dat dezelfde problemen ook bij de andere overheden spelen. Dat geldt ook voor het punt dat op dit ogenblik bijdraagt aan de vertraging van de totstandkoming van de nieuwe Archiefwet en een van de weinige punten die nog politiek gevoelig liggen en dat is de verkorting van de overbrengingster mijn. In de motie Poppe-Dijkstal bij de behandeling van de Nota archiefbe leid in de Tweede Kamer is destijds gevraagd naar de realisering en de finan ciering van de verkorting van de overbrengingstermijn. Naar verluidt wil de minister van wvc, in overleg met zijn collega van Biza, afspraken maken om deze operatie 'macro-budgettair neutraal' te laten verlopen. In een notitie die hij over deze materie in bewerking heeft, wil hij tevens aandacht besteden aan de met de verkorting van de overbrengingstermijn verbonden huisvestingsaspec ten. Ook hierbij geldt dat het ministeriële beleid tekortschiet als de aandacht beperkt zou worden tot de problematiek van de rijksadministratie en de rijk sarchieven. Op het niveau van de gemeentearchieven zal op vele plaatsen een grote financiële en organisatorische inspanning nodig zijn wil een van de be langrijkste wijzigingen in de archiefwetgeving geen dode letter blijven. Zon der aanvullend beleid zal een verkorting van de overbrengingstermijn niet kun- 113

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 3