de composities en twee commissarissen van het domein aangesteld. De eerst-
genoemden waren belast met de inning van de schatting (Frans: composition)
die Karei de Stoute als overwinnaar en bij wijze van straf voor het tegen hem
geboden verzet aan de inwoners van Gelre had opgelegd. De laatstgenoemden
waren belast met de administratie van de landsheerlijke domeinen.10 Voor het
onderhavige onderwerp zijn de commissarissen van het domein (Jan Oudart
en Jan Stoep) van groot belang en daarom zal hierna nog nader op hun optre
den worden ingegaan.
Een nieuwigheid in de bestuurlijke organisatie was de rol die aan de vier kwar
tieren van het hertogdom werd toegekend. Voordien hadden deze geen functie
in de Gelderse bestuurlijke organisatie. Het nieuwe bestond hieruit dat Karei
de Stoute onder de stadhouder aan het hoofd van elk van de vier kwartieren
een gouverneur en daarnaast nog voor het beheer van de domeinen een rent
meester stelde. Dit laatste met gelijktijdige afschaffing van het ambt van de
landrentmeester, die tot dan toe de financiën van het gehele hertogdom be
heerd had. De kwartierlijke rentmeesters waren derhalve geen verantwoording
verschuldigd aan de (niet meer bestaande) landrentmeester van Gelre, maar
aan de Bourgondische Rekenkamer te Mechelen. Dit laatste gold overigens ook
voor de bestuurlijk-rechterlijke ambtenaren zoals ambtmannen en drosten. Een
andere nieuwigheid was nog dat elk kwartier een eigen rechtbank kreeg.11 Wij
beperken ons hier verder tot de ambtenaren die van belang zijn voor het on
derhavige onderwerp, namelijk de commissarissen van het domein en de rent
meester van het kwartier van Nijmegen.
Reeds kort na de verovering van Gelre verschijnen Jan Oudart en Jan Stoep
als commissarissen van het domein in de bronnen. Hun aanstellingsbrief is voor
zover bekend niet bewaard gebleven, maar dit manco wordt ruimschoots ge
compenseerd door de vele sporen die hun activiteiten in voornamelijk het Her
togelijk Archief hebben achtergelaten. De vroegste sporen dateren uit septem
ber 1473, maar het kan niet worden uitgesloten dat zij hun werkzaamheden
reeds onmiddellijk na de onderwerping van Gelre aangevangen hebben. De
commissarissen van het domein stonden hiërarchisch boven de rentmeesters
van de kwartieren. Het is niet duidelijk of laatstgenoemden gelijktijdig met
de commissarissen in dienst zijn getreden. Men zou kunnen veronderstellen
dat de rentmeesters niet hebben kunnen functioneren zonder de voorbereidende
inventariserende werkzaamheden van de commissarissen. Van de andere kant
kan men met evenveel reden veronderstellen dat zij de commissarissen van het
domein juist vanaf het begin bijgestaan hebben. De rentmeesters van respec
tievelijk de kwartieren van Arnhem en Roermond zijn op 15 augustus in dienst
getreden. Die van het kwartier van Nijmegen werd op 1 oktober en die van
het kwartier van Zutphen op onbekende datum vóór 14 oktober aangesteld. -
De rentmeester van het kwartier van Nijmegen (Simon van Dalem) lijkt dus
relatief laat op het toneel te verschijnen. Het is niet denkbeeldig dat de kwar
tierlijke rentmeesters reeds vóór de datum van uitvaardiging van hun benoe
mingsbrief hun ambt feitelijk aanvaard hadden, te meer omdat het boekjaar
formeel reeds op 13 juli was ingegaan. Dit blijkt uit de verschillende staten
van het domein. Hoe het ook verder zij, de commissarissen van het domein
hebben zich aan het hoofd van de operaties gesteld, nadat zij zich op een on
bekend tijdstip in de zomer van 1473 in de stad Grave gevestigd hadden. Ze
158
zullen daar ongetwijfeld kantoor hebben gehouden in het kasteel, waar een
Gelders hertogelijk archiefdepot gevestigd was. Met behulp van de daar aan
getroffen archivalia zullen de commissarissen een eerste inventarisatie van het
Gelderse hertogelijke domein gemaakt hebben. Dat deze archivalia hun niet
alle gewenste inlichtingen hebben verschaft, zal hierna nog blijken.
De commissarissen van het domein hadden ongetwijfeld als eerste en be
langrijkste taak het opsporen en registreren van al hetgeen tot het Gelderse
hertogelijke domein behoorde of had behoord. Dit blijkt uit de van de com
missarissen afkomstige archiefstukken, die immers vooral op allerlei inventa
riserende werkzaamheden betrekking hebben. Wat die archiefstukken betreft,
valt natuurlijk in de eerste plaats aan de staten van het domein te denken. Ver
der bevat het Hertogelijk Archief nog ordonnanties, bevelschriften, correspon
dentie en registers die van de commissarissen afkomstig zijn.13 Het is te be
treuren dat een aantal registers uit de tijd van Karei de Stoute sinds het einde
van de achttiende eeuw verdwenen is.14 De bewaard gebleven archivalia stam
men vooral uit de jaren 1473 en 1474. Dit hoeft geen verwondering te wekken,
omdat dit de jaren zijn waarin het Bourgondische bestuur in Gelre op poten
is gezet, hetgeen een meer dan normale administratieve inspanning zal hebben
vereist.
De totstandkoming van de eerste staten van het domein over 1473-1474
Begin september 1473 lieten de commissarissen een bevelschrift uitgaan naar
de ambtmannen, drosten en schouten teneinde de tekst daarvan op de open
bare plaatsen binnen hun ambtsressort op te hangen. Dit bevelschrift bevatte
een oproep aan de bezitters van hertogelijke domeinen, aan degenen die do
meinen in pand hielden en aan bezitters van ambten om zich binnen een ter
mijn van twee maanden tot de commissarissen te wenden. De opgeroepenen
moesten aan de commissarissen schriftelijke bewijzen van hun rechten over
leggen en tevens een verklaring afleggen omtrent de jaarlijkse opbrengst van
het betreffende domein.15 De commissarissen hebben toen tevens een vrijwel
gelijkluidend bevelschrift uitgevaardigd met betrekking tot de landsheerlijke
leengoederen.16 In het archief van de ten tijde van Karei v opgerichte Gelder
se rekenkamer bevindt zich nog een gedeeltelijk afschrift van een register met
afschriften van bewijsstukken die door de houders van verpande domeinen
in 1473 en 1474 aan de commissarissen zijn overgelegd.17
De uitvoerigheid van de in staten gegeven informatie doet het reeds vermoe
den, maar het blijkt bij voorbeeld ook uit het zojuist genoemde register dat
de commissarissen in ruime mate gebruik hebben gemaakt van oude rekenin
gen en registers die zij in de Gelderse hertogelijke archiefdepots hebben aan
getroffen.18 Wellicht ook hebben zij, goedschiks of kwaadschiks, van vroe
gere rentmeesters of andere ambtenaren inlichtingen verkregen. Er is nog een
aanwijzing dat de commissarissen van oude rekeningen gebruik gemaakt heb
ben en wel met het doel een schatting te maken van de jaarlijkse inkomsten
van de bestuurlijk-rechterlijke ambtenaren zoals ambtmannen, drosten en
schouten. Hiertoe heeft men de rekeningen over de jaren 1464-1472 van de
desbetreffende ambtenaren doorgenomen, voor zover die althans aanwezig wa-