Wat betreft de inventaris: zou niet overwogen moeten worden bij het samenstellen van een inventaris meer nadruk te leggen op het archiefschema (zijnde de essen tie van de ordening); een gedetailleerder uitgewerkt schema gevolgd door gro vere beschrijvingen in de lijn van een plaatsingslijst en indices op slechts enkele nummers, maar dan inhoudelijk. Tot het niveau van het archief zoude vraagstel ling op formele kenmerken (waaronder taken) gebaseerd moeten zijn. Binnen het archief zijn andersoortige, aan de specifieke bron aangepaste, varianten mo gelijk en zelfs wenselijk (index op notulen, brievenlijsten, broncommentaren). Een algemeen uitgangspunt zou moeten zijn dat de grootste verfijning op een zo laag mogelijk niveau gegeven wordt. Dit houdt in een logische loskoppeling van inhoudelijke gegevens (onderzoeker) en formele gegevens (archivaris). Handhaving van het gebruik van de interne samenhang van een archief is essentieel. Zo is nu juist bij de ordening in bibliotheken een probleem dat een dergelijke dimensie ontbreekt. Daarom moet men daar een kunstmatige orde ning aanbrengen, de systematische catalogus (die weinig gebruikt wordt). Ar chivarissen hebben derhalve een voordeel, dat uitgebuit moet worden. 5 Conclusie Informatievoorziening voor archiefgebruik en archiefbeheer is gebaseerd op een kern van formele basisgegevens, zowel op het niveau van archiefvormers als op dat van archiefbestanddelen. Voor beheer en onderzoek kunnen speci fieke toepassingen ontwikkeld worden dan wel kunnen extra gegevens gekop peld worden. Geen van beide partijen is gebaat bij een universeel middel, maar veel meer bij individuele hulpmiddelen, zij het dat beide gebruik maken van dezelfde kerngegevens. Noten 1 Zo is het bijvoorbeeld lang niet altijd duidelijk of de onderzoeker naar volledigheid streeft. Mijn indruk is dat het de onderzoeker vaak niet om volledigheid gaat. Op een gegeven moment heeft hij voldoende materiaal verzameld om zijn hypothese te ondersteunen en dan houdt hij op met zoeken. Ook gaat het hem vaak niet om één bepaald stuk, maar is dat een aankno pingspunt en is hij veel meer geïnteresseerd in de stukken er om heen. Er zijn ook meer com plexe problemen denkbaar. Moeilijker wordt het wanneer de gewenste informatie niet rechtstreeks, 1 op 1, gezocht kan worden, maar indirect. De historicus zal soms gegevens, door de overheid met een bepaald oogmerk vastge legd, voor andere doeleinden willen gebruiken. Hij zal bij voorbeeld gegevens door de overheid verzameld ten behoeve van belastingheffing, ge bruiken voor vaststelling van gezinssamenstel ling. Of, beter is het de vraag om te draaien: de historicus wil een onderzoek doen naar de ge zinssamenstelling in een bepaalde periode en hoe kan hij er nu achter komen dat een over heidsorgaan bij de uitoefening van zijn taak, zijnde belastingheffing, gegevens heeft verza meld die hem, de onderzoeker, voor zijn onder zoek naar gezinssamenstellingen van dienst zijn? Om in dit geval te weten welke archief bronnen hij moet gebruiken, dient de onderzoe ker inzicht te hebben in de inhoud van de bron nen, die overigens vaak seriële bronnen zullen zijn. 2 Hierover heeft Sigmond in nab 90 (1986) num mer 4 gepubliceerd. 3 Metselaars geeft in zijn instructieve gids Onder zoek in het rijksarchief in Noord-Holland, Haarlem 1984, de onderzoeker drie stappen aan die bij archiefonderzoek zijn te onderscheiden, te weten: a In welke archieven moet men naar de gezochte gegevens zoeken? b Waar bevinden zich die archieven? c Welke archiefstukken moet ik raadplegen? 4 Zie in 'Nieuwe archivarissen en nieuwe onder zoekers' door Th. H. P. M. Thomassen de dis cussie tussen P. van der Voort en P. J. Hors man, 'Woordsystemen en archieven. Een beschrijvingstaal met niveau en diepte' in: nab 92 (1988), 9-11. 146 Summary Archivists manage archives. To do this, they gather data and lay these down in inventories and lists. Researchers use archives and in order to do this they need information and support of the archivists to find the data they are looking for. The archivist offers them his inventories. However, because these inven tories were developed as management tools, not as finding aids, they fall short of expectations. Still the basic data elements for both, the archivist-manager and the researcher-user, are the same, but the authors argue that one should make a sharper distinction between different needs of information. Automa tion makes it possible to manipulate and arrange these data to satisfy diffe rent users and to present these data in various ways. Because of the complexity of modern society and the growing number of administrative organizations, the archivist in the readingroom is unable to exer cise his function satisfactory. In aid of himself as well as of the researcher new methods and techniques should be developed and agreed on. 147

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 20