almanak bij de Staatsuitgeverij Overzicht adviesorganen van de centrale over heid. Een inspiratiebron voor onderzoekers die verlegen zitten om een onder werp, maar tegelijk ontmoedigend omdat in de loop der tijd talloze van derge lijke commissies bestaan hebben, waarvan men geen weet heeft. Of men moet geduldig de Staatsbladen doorwerken. Het probleem is voor overheden misschien groter dan voor niet-overheden. Bij particuliere archieven zijn de 'bemoeienissen of taken' immers vaak ge makkelijker te onderkennen, hoewel anderzijds de externe organisatie vaak weer voor de nodige ondoorzichtigheid kan zorgen. Een onderzoeker die uit is op informatie over de arbeidsverhoudingen bij de textielindustrie, zal zich al snel richten op archieven van de betrokken bedrijven. Maar het blijft moei lijk om na te gaan welke andere (overheids) instanties - inspecties, bedrijfsver enigingen, vakbonden, ministeries, speciale commissies etcetera - zich hiermee bezig hebben gehouden. Het is niet onterecht te veronderstellen dat de onder zoeker amper over voldoende institutionele kennis kan beschikken om deze meer methodische aanpak te kiezen. Ook voor de archivaris wordt deze on doorzichtigheid van de maatschappij een steeds groter probleem. Heeft de onderzoeker tenslotte een idee welke archieven bepaalde gegevens kun nen bevatten, dan is de volgende stap er achter te komen of de betrokken ar chieven bestaan en zo ja, waar deze archieven zich bevinden. Is hij daar achter gekomen, dan kan hij de reis naar de betreffende archiefbewaarplaats onder nemen. Vervolgens kan hij met hulpmiddelen die ter plekke worden aangebo den kennis nemen van de inhoud van het archief en op zoek gaan naar de ge zochte gegevens. Waaraan heeft de onderzoeker dus, samenvattend, tenminste behoefte: archiefvormer (naam, periode, taken, plaats in externe organisatie) taak (periode, geografische restrictie) archief (naam, periode, vindplaats, toegankelijkheid, openbaarheid). Wanneer we vaststellen dat de 'institutionele' of 'formele' zoekmethode de meest aangewezen methode is om, althans een belangrijk deel van het archief onderzoek te doen, dan moeten we ons in gemoede afvragen of de geboden hulpmiddelen daar in voldoende mate op aansluiten. 3 Welke hulpmiddelen heeft een archivaris? Men zou kunnen zeggen dat de onderzoeker voor een belangrijk deel gebruik maakt van het informatiesysteem van de archivaris, dat deze primair zelf ge bruikt voor zijn eigen informatiebehoefte. Om te beginnen biedt de archivaris zichzelf als eerste hulpmiddel aan. Het is een van de taken van de archivaris de onderzoeker behulpzaam te zijn bij zijn speurtocht. Hij is de trait d'union tussen vraag en informatiebron. Hij rekent het tot zijn plicht de bezoeker het 'administratieve plaatje' te kunnen verstrekken, om een antwoord te kunnen geven op de vraag: 'welk overheidsorgaan heeft zich ermee bemoeid en waar ligt het archiefmateriaal?' Metselaars geeft in zijn gids Onderzoek in het rijksarchief in Noord-Holland 142 ook aan, wat de bezoeker van de archivaris mag verwachten. 'Hij kan inlich tingen geven: over welke archieven U bij Uw onderzoek moet gebruiken, om dat hij weet wat de taak was of is van de instelling waarvan hij de archieven beheert; over de bewaarplaats van die archieven en over de stukken die voor onderzoek in aanmerking komen.' Dat is nogal wat, en Metselaars relativeert deze uitspraken dan ook snel: 'De archivaris kan U op weg helpen' en 'Wat hij wel kan is: de plaatsen aanwijzen, waar U kans hebt iets te vinden'.4 Inderdaad ligt hier een van de meest essentiële kundigheden van de archiva ris. Hij wordt in staat geacht op grond van zijn specifieke kennis de 'vertaalslag' te kunnen maken of daarbij te assisteren. Maar is hij nog wel in staat die func tie naar behoren uit te voeren? Ten aanzien van de volledigheid van de inlich tingen die hij verstrekt, zal de zichzelf kennende archivaris voorzichtig (moe ten) zijn. Want ook hij, de deskundige bij uitstek, kent zijn beperkingen. Zijn kennis betreft meestal archieven van zijn eigen dienst. Zijn kennis van niet- overgebrachte archieven en archieven elders in het land zal aanzienlijk beperkter zijn. En zelfs dan blijft het de vraag of de archivaris ten aanzien van zijn eigen archief over voldoende kennis beschikt of kan beschikken om een volledig beeld te geven. Hij is ook maar een mens met een beperkt bevattingsvermogen. Met de enorme toename van archieven wordt het voor hem schier onmogelijk het overzicht en inzicht te bewaren. Kritische grenzen worden daarbij gesteld door onder andere persoonlijke eigenschappen, interesse en ervaring. De afhankelijkheid van de onderzoeker van de kennis van de archivaris om zijn onderzoek methodisch aan te pakken is groot en zal waarschijnlijk nog groter worden. Zonder de archivaris in te schakelen, is het vrijwel onmogelijk onderzoek te doen. Dat zal zo blijven, maar wil de archivaris zijn essentiële rol in het raderwerk behouden, dan zal hij er voor moeten zorgen dat ook hij zijn eigen mogelijkheden om informatie te verstrekken verbetert, met name met het oog op de toekomst. Daarnaast zou de onderzoeker meer in staat gesteld moeten worden zijn zoekpad zelfstandig te kiezen, zelf de mogelijkheden af te tasten. Voor dit proces is informatie nodig. Tot slot is het ook bedrijfsmatig gezien niet verstandig er een toegang op een gegevensbank in de vorm van een persoon op na te houden. Bij vertrek verdwijnt tegelijk de kennis. Onze conclusie is dat de archivaris als hulpmiddel onvoldoende is en dat hij zijn taak niet (meer) waar kan maken. Terug naar de vraag, welke toegangen biedt een archivaris aan? Op het meest globale niveau beschikken wij over de serie landelijke archievenoverzichten die de gebruikers in staat stellen na te gaan welke archieven zich waar bevin den. Het zoeken daarin wordt vergemakkelijkt door een systematische inde ling en indices. Het overzicht is een onmisbaar hulpmiddel voor de onderzoe ker bij het bepalen van de archiefdienst van zijn keuze, maar het is ook onmiskenbaar voor verbetering vatbaar. Zo moet bedacht worden dat alleen overgebrachte archieven zijn opgenomen. Een tweede nadeel is dat de infor matie in de gids in de huidige vorm met het verstrijken der jaren snel verou dert. Voorts worden de gegevens per archiefdienst geordend aangeboden, maar de vraagstelling van de onderzoeker is veelal niet archiefbewaarplaats-gebon den. Hij heeft een bepaald onderwerp uitgekozen maar de daarvoor relevante 143

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 18