archiefvormer (naam, plaats, periode) archief (naam archiefvormer, periode, omvang, toegankelijkheid) archiefbestanddeel (nummer, redactionele vorm, inhoud, datum, ontwikke lingsstadium, uiterlijke vorm, openbaarheid, materiële toestand). Wanneer een archivaris een dynamische taakopvatting heeft, zal hij aan bo venstaande gegevens, hoe volledig en betrouwbaar ook, onvoldoende infor matie ontlenen. Voor een goede positionering van de archiefvormers, wanneer hij archieven beheert of inspecteert, wil hij het organisatorisch kader kennen. Tot welke hogere organen behoorden of behoren zij, wie is zorgdrager, welke voorgangers en opvolgers zijn of waren er? Om leemten te kunnen opsporen, zal hij geïnteresseerd zijn in functies en taken van archiefvormers: waar hiel den zij zich mee bezig, in welke periode? Deze laatste categorie gegevens is mede van belang in verband met selectie en vernietiging en is bovendien rele vant voor het toegankelijk maken van het archief. 2 De informatiebehoefte van de vraagsteller Is het de taak van de archivaris hem toevertrouwde archieven in goede en ge ordende staat te beheren, dat beheer is geen doel op zich. Beheer is zinvol als er iets of iemand mee gediend wordt. Het doel van archiefbeheer is beschik baarstelling van archieven aan derden en wel zo dat die derden door hen ge wenste informatie kunnen verkrijgen uit de beheerde archivalia. Een archief dienst is een dienstverlenende instelling. Een goede beheerder zal zijn archieven, zijn 'gegevensbank', zo ordenen en van toegangen voorzien dat gebruikers in staat zijn de gegevens die zij zoeken, te vinden. Goede beheerders houden re kening met 'derden', met gebruikers. Het ligt derhalve voor de hand aandacht te besteden aan wensen en werk wijzen van de gebruiker. Pas als daarover duidelijkheid bestaat, is het moge lijk te bezien hoe op de meest efficiënte wijze door archivarissen archieven be heerd en beschikbaar gesteld kunnen worden. Wat zoekt een onderzoeker? Voor sommige groepen, zoals genealogen, is dat vrij duidelijk, maar voor onder zoekers met een algemenere belangstelling ligt dat anders. Een complicatie is dat zij allen eigen, unieke vragen hebben. Zou de archivaris zich op de ontwik keling van een instrumentarium willen richten dat beantwoording van al die vragen mogelijk maakt, dan lijkt dat, gezien de diversiteit en onvoorspelbaar heid, uitzichtsloos.1 De vraag 'Wat zoekt hij?' biedt weinig mogelijkheden voor de archivaris om bij beschikbaarstelling rekening mee te houden. Hoe staat het met de vraag 'Hoe zoekt hij?' Over methodiek van historisch onderzoek is verrassend wei nig gepubliceerd dat aanknopingspunten geeft betreffende het traject van het archiefonderzoek. In de meeste publikaties wordt veel aandacht besteed aan apparaatkennis, literatuuronderzoek en bronnenkritiek; archiefonderzoek komt er bekaaid af. In het overigens zeer nuttige boekje Zoeken en schrijven, hand leiding bij het maken van een historisch werkstuk door P. de Buck, wordt bij voorbeeld van de totaal 96 pagina's een halve pagina aan archiefonderzoek besteed. 140 Een analyse van het zoekproces/de zoekprocessen van onderzoekers kan wel licht aan het licht brengen welke de kritische schakels in dit proces zijn en kan tevens duidelijk maken waar de archivaris ondersteuning kan bieden. Het is dan niet uitgesloten dat met een andere inzet van dezelfde middelen een beter rendement haalbaar is, bij voorbeeld door bepaalde elementen uit het be heersproces tegelijk ook te gebruiken voor de beschikbaarstelling. 2-1 Archiefonderzoek2 Welke archieven bevatten antwoorden op mijn vragen en waar bevinden zij zich? Dat zijn kernvragen waar iedere onderzoeker op stuit. Hoe lost hij dit probleem op? De aanpak is vaak weinig methodisch. Alvorens naar een ar chiefdienst te gaan, behoort de onderzoeker het nodige voorwerk te hebben gedaan en getracht te hebben aanknopingspunten te vinden die hem in de rich ting van bepaalde archiefbestanden sturen. Archiefonderzoek wordt in de re gel voorafgegaan door literatuuronderzoek. De onderzoeker raadpleegt eer der verschenen studies en gaat na welke archiefbronnen de betreffende auteurs gebruikt hebben. Vervolgens treedt een soort sneeuwbaleffect op. Hij gaat naar de in de annotatie genoemde archiefdiensten, spreekt met de archiefmedewer kers (die ook de vorige onderzoekers van de geraadpleegde publikaties al op het spoor zetten). De archivaris zal de onderzoeker (gedoseerd) op de moge lijkheden van de archieven die hij beheert, wijzen. Een nadeel van deze 'sneeuw balmethode' is dat men als het ware gestuurd wordt door de voorgaande on derzoekers. Een sneeuwbal heeft de natuurlijke neiging het dal in te rollen over het pad dat de minste weerstanden biedt; het gebaande pad. Een meer metho dische zoekstrategie zou te prefereren zijn. Zijn er voor de onderzoeker ande re mogelijkheden met de nu beschikbare middelen? Zij, die methodischer te werk gaan, stellen zich de volgende vragen: 1 bij welke (historische) activiteiten kunnen stukken geproduceerd zijn die ge gevens bevatten over mijn onderwerp? 2 wie of wat waren de producenten van die stukken? 3 waar bevinden zich de archieven die zij produceerden? 4 hoe vind ik de juiste stukken in het archief? Deze methode passen archivarissen impliciet ook toe wanneer zij onderzoe kers terzijde staan. Zij vertalen het onderwerp van het onderzoek naar taak/be moeienis van een orgaan of persoon en gaan vervolgens na of dat orgaan of die persoon archief nagelaten heeft en waar zich dat bevindt. Archiefbestan den bevatten (voor een groot gedeelte) de neerslag van ambtelijk handelen. Een belangrijk aspect van de zoekmethode is derhalve het vertalen van de vraag naar ambtelijk handelen, naar taken en bemoeienissen van overheden, of in geval van niet-overheden, naar organisaties en hun taken en bemoeienissen. Om de genoemde zoekmethode te kunnen hanteren zal de gebruiker (onder zoeker of archivaris) over een grote, soms gedetailleerde institutionele kennis moeten beschikken. Naarmate men in modernere tijden onderzoek doet, neemt dit probleem toe, immers de bemoeienissen van de overheid nemen toe. Dat levert meer archief op, hetgeen gunstig lijkt voor de onderzoeker, maar het maakt het ook moeilijker overzicht te houden. Onlangs verscheen naast de Staats- 141

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 17