Beheer en beschikbaarstellen Archivaris en onderzoeker in een oud spanningsveld P. J. Horsman en J. P. Sigmond Voor wie beheert en inventariseert een archivaris: voor de onderzoeker, de ge bruiker, of voor zichzelf, de beheerder? Wiens informatiebehoefte is maatge vend bij de vervaardiging van archieftoegangen, zoals overzichten, inventa rissen, gidsen en indices? P. J. Horsman en drs. J. P. Sigmond wagen zich aan deze principiële vraag en doen enkele nuttige suggesties. 1 De informatiebehoefte van de archivaris Het stelsel van archieftoegangen en de archivaris zelf kan beschouwd worden als een informatiesysteem ter ondersteuning van onderzoeksprocessen: het opsporen van relevante archiefstukken. Het functioneren van dit informatie systeem staat onder druk. Er wordt kritiek op geleverd, de kwaliteit laat in de ogen van de onderzoeker te wensen over. De vraag is hier nu niet zozeer of die kritiek terecht is, het gaat er om na te gaan of de onderscheiden compo nenten van het informatiesysteem wel alle zijn ontworpen voor het doel waar voor zij worden gebruikt en in hoeverre zij voor verbetering vatbaar zijn. La ten we de vraag trachten te beantwoorden door de taken van de archivaris als uitgangspunt te nemen. Voor de uitoefening van zijn taken heeft een archivaris informatie nodig. Om welke taken het gaat, is afhankelijk van de doelstellingen van de betreffende archiefdienst. In elk geval behoren, uitgaande van de Archiefwet 1962, naast inspectie en acquisitie, ook beheerstaken daartoe, zoals archiefbeheer (mate rieel beheer, toegankelijk maken, beschikbaarstellen) en depotbeheer, waar toe ook verblijfsadministratie gerekend kan worden. De informatie welke de archivaris voor die taakuitoefening nodig heeft, betreft ondermeer archiefvor mers, archieven en archiefstukken, objecten waarin overigens juist ook de on derzoekers geïnteresseerd zijn. Maar er zijn verschillen, voortvloeiend uit de verschillende invalshoeken. Wij willen pogen die verschillen hier duidelijk te 138 maken door te onderzoeken welke gegevens archivaris en onderzoeker nodig hebben of wensen te hebben, door na te gaan in hoeverre archivaris en onder zoeker wellicht van dezelfde gegevens ieder op hun eigen manier gebruik kun nen maken. Het uitgangspunt is de archivaris, dus we beginnen met hem en zijn taken. Om te kunnen inspecteren en acquireren moet tenminste bekend zijn welke archiefvormers er zijn, welke archieven zij vormden, over welke periode en hoe het met het beheer gesteld is. Voor het beheer in de ruime zin van het woord van de hem toevertrouwde archieven zal de archivaris moeten weten, welke archieven hij heeft, op welke rechtstitel, uit welke bestanddelen ze bestaan, zo mogelijk of ze volledig zijn, hoe de openbaarheid geregeld is en hoe het staat met de materiële toestand. Deze opsomming is niet uitputtend, maar in het kader van dit artikel volstaat het. Een nadere detaillering is echter wel ge wenst: om welke gegevens betreffende genoemde objecten gaat het, of beter, waartoe zijn zij nodig? Een archief is de (documentaire) neerslag van het (ambtelijk, bedrijfsma tig) handelen van de archiefvormer. De naam van het archief is eigenlijk de naam van de archiefvormer, door die naam worden archief en archiefvormer geïdentificeerd. Die naam zal de archivaris dus in elk geval moeten weten. Ver volgens de periode. Zuiver voor het beheer is die kennis niet nodig, wel om te kunnen beoordelen of die periode van het archief overeenkomt met die van de archiefvormer. Het zegt daarmee iets over de volledigheid van het archief. Bovendien is het van belang om bepaalde vragen te kunnen beantwoorden: heeft U het archief van instelling x uit de zeventiende eeuw? Zo zijn er argu menten aan te voeren, waarom de archivaris als beheerder de jaartallen van een archief en archiefvormer moet kennen. Van beide afzonderlijk, want on danks de onlosmakelijke relatie betreft het twee afzonderlijke objecten. Ver volgens moet hij iets weten van de omvang van het archief, in verband met de toewijzing van ruimte in het depot; de toegankelijkheid, voortvloeiend uit de plicht het archief in goede en geordende staat te bewaren, en dus ook de materiële toestand. Tenslotte moet hij iets weten over de status (wel of niet overgebracht, casu quo geacquireerd) van het archief, een eventuele rechtsti tel en de mate van openbaarheid. Een archief bestaat uit archiefbestanddelen; de archivaris zal moeten weten welke en vaak bepaalt hij zelf welke bestanddelen onderscheiden worden. Hij dient dan ook over gegevens te kunnen beschikken om het ene archiefbestand deel van het andere te onderscheiden. Een uniek nummer zou bijna voldoende zijn, maar een archivaris is meer dan een hoeder van anonieme papieren en perkament. Hij wil ook de criteria weten op grond waarvan de bestanddelen onderscheiden worden: redactionele vorm, inhoud (of onderwerp, liever zaak), datum, tevens ontwikkelingsstadium en uiterlijke vorm. De verleiding is groot hier met name het element inhoud, onderwerp of zaak nader kritisch te be schouwen. We beperken ons hier tot de constatering dat kennis van de inhoud noodzakelijk kan zijn om de functie van het betreffende archiefbestanddeel te bepalen en daaruitvolgend de plaats in het archief. In het kader van de be schikbaarstelling is van belang te weten of het bestanddeel openbaar is en in welke mate, en of de materiële toestand raadpleging gedoogt. Resumeren we het bovenstaande, dan resulteert dat in de volgende schema tische weergave van de minimaal benodigde gegevens: 139

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 16