De generale index: nu of later?* F. C. Berkenvelder Wanneer men een rechtstreekse toegang tot concrete gegevens - zoals persoons namen, beroepen en topografische namen - vermeld in verschillende informa tiedragers uit diverse archieven wil maken, is het ook zonder automatisering mogelijk een generale index samen te stellen. Men zal zich dan wel moeten hou den aan een kaartsysteem dat in zeer sterke mate is gestandaardiseerd. Men vindt dan uiteindelijk alle beschikbare gegevens over één persoon, beroep of topografische naam in één greep bij elkaar, ongeacht de bron, waarin het ge geven voorkomt. Gedigitaliseerde opslag door middel van optische leesapparaten is dan ook mogelijk, maar is, gezien de geringe tijdwinst die bij automatisering geboekt zal worden, thans financieel niet rendabel. Drs. F. C. Berkenvelder, gemeen tearchivaris van Zwolle, laat zijn licht over deze materie schijnen. De generale index wordt wel als de droom van iedere archivaris gezien. Een index is, zoals bekend, een opgave van gegevens uit één of meer archiefbestand delen in een andere volgorde dan die, waarin zij in die bestanddelen voorko men, met een verwijzing naar de vindplaats. Een index kan een opgave zijn van persoonsnamen, topografische namen, zaken of trefwoorden en is door gaans alfabetisch ingericht. Een generale index is één index op alle rechtstreeks toegankelijk gemaakte archiefbestanddelen in één archiefbewaarplaats. In de loop van de tijd zijn bij vele archiefdiensten de meest daarvoor in aan merking komende archiefbestanddelen afzonderlijk nader toegankelijk ge maakt. Registers en delen van het ene archief zijn door middel van een hand geschreven kaartsysteem op persoonsnamen ontsloten, bestanddelen van het andere archief door getypte lijsten, waarbij ook topografische namen zijn op genomen, een derde archief is rechtstreeks toegankelijk gemaakt door trefwoor den op blaadjes, die tot kleine boekjes zijn gebonden. Bij vele archiefdiensten is de situatie ten aanzien van het indiceren derhalve zó, dat er net zoveel toe gangen bestaan als er archieven of zelfs onderdelen van archieven ontsloten zijn. Dit betekent dus, dat de gebruiker voor de ene index hier, maar voor de andere index daar moet zijn. Het brengt veel heen en weer geloop met zich mee. Bovendien is in zo'n situatie de kans groot, dat de onderzoeker een klapper - dus een hele bron! - over het hoofd ziet, omdat geen onderlinge ver wijzingen bestaan en de kaartsystemen, klappers en Leidse boekjes niet alle maal bij elkaar geplaatst zijn. Ideaal zou natuurlijk zijn alle gegevens uit alle bronnen in één greep bij elkaar te hebben: de generale index. De bestaande situatie in Zwolle Lang vóórdat er sprake was van computers bij archiefdiensten werd ik als nieuw aangetreden gemeentearchivaris van Zwolle in 1968 geconfronteerd met wat ik zou willen omschrijven als een absolute nul-situatie. Reeds in 1904 beschreef de Commissie van advies voor 's Rijks geschiedkundige publicaties in een over zicht, voorafgaande aan de serie rgp, het archief van de gemeente Zwolle als 'het volledigste stedelijke archief, hier te lande ons bekend'. Er was een hand geschreven beschrijving van een aantal bestanddelen van dit stadsarchief. Ook vond men er enkele negentiende-eeuwse Nederlands Hervormde doopklappers vol fouten, alleen op de eerste letter van de achternaam of patroniem van de vader geordend en geschreven door wisselende handen. Verder was er hele maal niets aan toegangen aanwezig. Er was geen archievenoverzicht, er waren geen inventarissen en er waren dus eigenlijk ook geen klappers. Achteraf bleek deze achterstand een voordeel te zijn. Het bekende verschijnsel van de voor sprong van de achterstand deed zich nu namelijk voor. Voorwaarden voor het tot stand brengen van een generale index Na een brede oriëntatie, waarbij zelfs een futuroloog werd ingeschakeld, werd ten aanzien van het onderdeel van de werkzaamheden: het indiceren, besloten een generale index in te voeren. Ook zonder automatiseringsmiddelen werd het destijds technisch mogelijk geacht dit te verwezenlijken. Tegelijkertijd werd er bij de opzet alles aan gedaan om latere automatische verwerking van de ge gevens niet bij voorbaat onmogelijk te maken. Daartoe moest bij de toenmalige handmatige informatieverwerking aan een aantal voorwaarden worden voldaan. In de eerste plaats werd besloten tot een kaartsysteem. In de tweede plaats werd vastgesteld, dat de uniforme kaartjes, waarvan gebruik zou worden gemaakt, enerzijds van goede, duurzame kwali teit papier zouden moeten zijn, maar anderzijds niet van te dik karton om ruimte te kunnen besparen en doorvoer door een camera tezijnertijd mogelijk te ma ken. In de derde plaats zou ter wille van de snelle leesbaarheid en de latere automatische verwerking de tekst door middel van tabulators op vaste plaat sen en vaste afstanden en binnen een zeer nauwkeurig aangegeven kader aan gebracht moeten worden. In de vierde plaats diende de informatie ter wille van een optische leesbaarheid steeds met eenzelfde schrijfmachine-lettertype te wor den aangebracht. Verbeteringen in de vorm van doorhalingen zouden niet aan gebracht mogen worden. Alweer ter wille van de latere automatische verwer king werd ook iedere aantasting van het papier door raderen, het gebruik van typ-ex en dergelijke verboden. Ter verwezenlijking van deze opzet werd gekozen voor kaartjes van 200 grams wit natuurkarton van \2Vi x 9 centimeter, betypt met het lettertype Bruxel- les. Deze worden uit praktische overwegingen doorboord met een gat van 9 128 129

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 11