incidenteel en gedurende korte perioden wordt er wel met andere systemen geëx
perimenteerd. Pas rond 1900 vindt er een wildgroei van onderwerps- en zaaks-
gewijze ordeningsstelsels plaats, die zich echter tot de losse ingekomen stuk
ken beperkt, en de veel belangrijkere serievorming in registers veelal onaangetast
laat. Na circa 1920 worden alle oude en nieuwe systemen geleidelijk vervan
gen door de code-VNG. De behandeling van deze code is wat amateuristisch.
De meeste, volgens udc en code-VNG geordende archieven zijn overigens nog
niet naar archiefbewaarplaatsen overgebracht. Waar en hoe men deze archie
ven kan raadplegen wordt echter niet verteldWel besteden de auteurs onzes
inziens terecht-uitvoerige aandacht aan de werking van de Wet openbaar
heid van bestuur, compleet met recente jurisprudentie. Dat deze archieven,
waaruit informatie op grond van de wob wordt gevraagd, doorgaans niet bij
archiefdiensten berusten blijkt echter niet.
Voor zover wij kunnen beoordelen zijn de paragrafen over oud schrift, chro
nologie en oorkondenleer goed. Zij bevatten werkelijk praktische informatie,
zoals bij voorbeeld een waarschuwing tegen de misvatting, dat formule-achtige
kwalificaties van personen ook de werkelijke mening van een oorkonder over
de betrokkene zouden weergeven. Of en wanneer precies de revolutiekalender
in Nederland officieel is ingevoerd en eventueel afgeschaft, hebben wij weer
niet kunnen vinden; in ieder geval kan het niet in 1792 geweest zijn (pagina 61).
De paragraaf (pagina 40 en volgende) over hulpmiddelen bij het zoeken in
archieven en archiefstukken in hoofdstuk 2 'Archieven nu' zouden wij toch
eerder in het hoofdstuk 3, 'Werken met archieven' verwachten; vooral inven
tarissen en nadere toegangen hebben een rechtstreekse samenhang met registra
tuurstelsels, die wel in hoofdstuk 3 zijn beschreven. Dit geldt ook voor het sum
miere verwijzen naar procedures voor vernietiging (pagina 30), eveneens in
hoofdstuk 2. Onzes inziens heeft de onderzoeker meer aan een korte verhan
deling betreffende inhoudelijke normen voor bewaren en vernietigen dan aan
de procedure voor de totstandkoming van vernietingslijsten. Ook zal een on
derzoeker graag weten welke alternatieve mogelijkheden ter beschikking staan
als stukken die mogelijk van belang zouden zijn geweest, vernietigd blijken
te zijn of anderszins verloren zijn gegaan.
Het vierde hoofdstuk onder de veelbelovende titel 'Een onderzoeksvoorbeeld:
personen en maatschappelijke structuren' bevat in feite slechts een opsomming
van bronnen, waar gegevens over personen en hun eigendommen te vinden
zijn, en geen onderzoeksvoorbeeld. Bronnen worden opgesomd, zonder dat
wordt aangegeven, hoe men systematisch van de ene bron naar de andere kan
gaan: dat het bevolkingsregister bij gemeenten algemeen gebruikt wordt als
neveningang op de burgerlijke stand is bij de rijksdienst onvoldoende bekend,
laat staan bij onderzoekers.' Anderzijds bevatten de bij de Rijksarchiefdienst
bewaarde huwelijksbijlagen vaak zoveel gegevens dat de afwezigheid van de
bevolkingsregisters soms royaal wordt gecompenseerd, vooral waar het de perio
de vóór 1850 betreft. Dat weet men bij de gemeenten vaak weer niet. Opval
lend is ook dat er wel over oud-rechterlijke archieven wordt gesproken als voor
gangers van notariële archieven in provincies waar pas sinds 1811 notarissen
voorkomen, maar dat onderzoeksmogelijkheden van die oud-rechterlijke ar
chieven en van de negentiende-eeuwse en latere opvolgers niet worden genoemd.
104
Natuurlijk zijn persoonsgegevens voor vrijwel ieder onderzoek van groot be
lang, maar zij vormen evenals het literatuuronderzoek meestal slechts het be
gin van een onderzoek. Zelfs een biografie wordt met gegevens uit andere bron
nen 'aangekleed'.
Te weinig aandacht is besteed aan fiscale bronnen. Hier zij opgemerkt dat
het kadaster niet in 1838, maar in 1832 is ingevoerd (p. 83). Een opvallende
misser staat verder op pagina 80, waar wordt gesteld dat er vóór 1914 in Ne
derland geen inkomstenbelasting bestond, aan de hand waarvan men iemands
inkomsten- en/of vermogenspositie zou kunnen bepalen. Als die mededeling
voor de rijksinkomstenbelasting juist is, dan is zij dat in ieder geval niet voor
de gemeentelijke, die onder de benaming hoofdelijke omslag of repartitie sinds
circa 1855 algemeen voorkomt en incidenteel al veel eerder. Op pagina 46 lij
ken de auteurs deze bron wèl te kennen! Het komt overigens vaak voor dat
de kohieren ten onrechte zijn vernietigd.
Het onderdeel van de hoofdstuktitel dat maatschappelijke structuren als on
derzoeksvoorbeeld in het vooruitzicht stelt, zal wel een vergissing zijn. Het is
in dit hoofdstuk niet te vinden. Juist in dit boek zou een hoofdstuk methodiek
van het archiefonderzoek zeer op zijn plaats zijn.
Bibliografische bijlagen zijn bij een boek als dit een absolute must en vormen
het interessantste deel van het boekje. Lijsten van archiefgidsen, bibliografieën,
glossaria en biografische woordenboeken bieden tezamen een prima landelijk
overzicht. Het was nuttig geweest de Staatsalmanak en andere systematische
overzichten van personen en hun functies op zijn minst aan te duiden. In een
bibliografische noot bij hoofdstuk 4 (noot 10) staat een aantal DTB-inven-
tarissen uit de jaren vijftig opgesomd, waarvan de Drentse toch niet als enige
vervangen zal zijn.
Erg handig is het aanhangsel 'Archiefonderzoek in het buitenland'. Opge
merkt zij, dat onder 'Vaticaanstad' de verwijzing ontbreekt naar zeven delen
rgp (grote serie), die volledige teksten en uittreksels van bescheiden betref
fende de katholieke kerkelijke toestand 1592-1853 behelzen ('s-Gravenhage
1932-1975), zowel voor Nederland als geheel, als voor honderden afzonderlij
ke parochies. Onder de archiefdiensten in Zweden ontbreekt het Krigsarkiv
in Stockholm dat onder meer een grote, ook voor Nederland belangrijke kaar
tenverzameling bezit.
Samenvattend: het is een aardig boek dat niettemin in een aantal opzichten
onaf is; te weinig aandacht voor archieven buiten het Algemeen Rijksarchief,
en daarnaast een aantal tekortkomingen, die voorkomen hadden kunnen wor
den.
Michiel Gerding
Arnold den Teuling
105