derzoekers is het vaak onbekend dat archiefmateriaal met name in het Neder-
rijnse gebied tot in de genoemde periode Nederlandstalig is, hetgeen voor Duitse
collega's soms een handicap vormt. De studies in het boek, die van wisselende
kwaliteit en overigens ook sterk traditioneel van opzet zijn, kunnen niettemin
aanleiding zijn tot verdere verkenning van het beschikbare, soms weinig ge
bruikte bronnenmateriaal aan beide zijden van de huidige staatsgrenzen. De
prijs van de kloeke, uitstekend verzorgde en stevig ingebonden band kan in
ieder geval geen belemmering voor die nadere kennismaking zijn.
W. J. Kuppers
Noten
1 Zie hiervoor de zeer recent verschenen bundel:
g.hovelmann, Zur Landesgeschichte am unte-
ren Niederrhein. Gesammelte Bedrage (Veröf-
fentlichungen des Historischen Vereins für Gel-
dern und Umgegend 88), Geldern 1987.
j. a. M. Y. bos-rops en M. bruggeman Archiefwijzer, handleiding voor het ge
bruik van archieven in Nederland.
Coutinho/Muiderberg 1987. isbn 90 6283 690 9; 108 bladzijden 24,50.
Het bestand aan gidsen die samenhangen met het archiefwezen groeit gestaag.
In de eerste plaats is er de serie archievenoverzichten. Verder bestaan er diver
se gidsen en handleidingen voor het genealogisch onderzoek. Drenthe en Over
ijssel hebben hun eigen provinciale onderzoeksgidsen, Noord-Brabant heeft
een onderzoekssyllabus en Noord-Holland kent een gids speciaal voor het rijks
archief aldaar. In diverse andere provincies zijn dergelijke handleidingen in
voorbereiding. Onder auspiciën van de Werkgemeenschap voor de regionale
en lokale geschiedenis van de Stichting voor Historisch Onderzoek van zwo
wordt gewerkt aan een serie themagewijze cahiers voor het regionaal en lokaal
historisch onderzoek, te verschijnen in de komende drie jaar. De groei moet
waarschijnlijk toegeschreven worden aan de toename van de amateurs en van
de cursussen die voor hen georganiseerd worden. Daarnaast is de geschiede
nisstudie zo veranderd dat er geen gelegenheid meer is voor studenten om op
eigen kracht het werken met archieven te leren kennen. De tijd is kort, zij moeten
zo doelmatig mogelijk de bronnen te lijf.
In tegenstelling tot de Gids van de Nederlandse archieven door W. J. Formsma
en F. C. J. Ketelaar (Bussum 19752), biedt dit boek niet zo zeer een beschrij
vend overzicht van het archiefwezen als wel een handleiding voor onderzoe
kers in Nederlandse archieven.2 Dat is ten minste het uitgangspunt van de
Archief-wijzer door J. A. M. Y. Bos-Rops en M. Bruggeman. Het boekje geeft
in vier hoofdstukken en enkele bijlagen een historisch overzicht van het ont
staan van het moderne archiefwezen, een beschrijving van de huidige organi
satie van het archiefwezen, onder de titel 'Werken met archieven' aanwijzin
gen voor het opvragen van stukken in studiezalen en feitelijke informatie over
ordeningsstelsels en de hulpwetenschappen paleografie, chronologie en oor-
kondenleer, een voorbeeld van twee onderzoeken, althans volgens de titel,
102
en systematisch ingedeeld, enkele bijlagen met onder andere bibliografische
hulpmiddelen. Wat opzet en uiterlijk betreft ziet het boekje er veelbelovend uit.
Qua opzet wordt echter veel meer gepretendeerd dan wordt waargemaakt;
een handleiding voor het gebruik van een archivalia is het boek beslist niet.
Het is vooral een overzicht van het archiefwezen. Twee hoofdstukken, meer
dan de helft van de tekst, zijn daaraan gewijd.
Hoofdstuk 1 geeft een uitstekend overzicht van de ontwikkeling van de Rijks
archiefdienst en interessante bijzonderheden over een aantal gemeentelijke ar
chiefdiensten. Ik denk dat de nadruk in dit hoofdstuk op de rijksdienst ver
klaarbaar is; uiteindelijk vormt dat een groot deel van het archiefwezen. Dat
de auteurs niet met diezelfde hoeveelheid aan détails kunnen komen voor vele
gemeente- en waterschapsarchieven spreekt dan ook vanzelf. Maar het is won
derlijk dat de auteurs zowel op pagina 11 als op pagina 91 impliceren dat ge
meenten en waterschappen zonder archivaris helemaal geen archiefbewaarplaats
hebben, maar slechts een gemeentehuis, en dat terwijl de auteurs toch wel zul
len weten dat het ontbreken van een archiefdienst niet betekent dat er geen
archieven zouden zijn.
hbo- en wo-studenten worden ook bij gemeenten zonder archivaris veelal
correct geholpen, terwijl het registratuurpersoneel zelfs vrijwel zonder beper
king ook jongere, formeel nog niet overgebrachte stukken ter beschikking stelt
aan historische onderzoekers (genealogen stuiten vaker op weerstanden). Ook
wordt niet verteld wat de onderzoeker zich nu moet voorstellen bij de rijks
diensten in de provincie. Wat voor soort archivalia zijn dat? Wat zit er in Den
Haag bij de ministeries en wat blijft in de provincies? Hoe zit het bij voor
beeld met het archief van de hoofdingenieur-directeur in de provincie van het
ministerie van Verkeer en Waterstaat of van Volkshuisvesting? Voor welke
onderzoeksvragen moet je waar zijn?
Op pagina 31 wordt onvoldoende ingegaan op wat particuliere archiefin
stellingen als het kdc en het iisg bewaren. Formeel zal het wel juist zijn, maar
voor de gebruiker is het echt niet zo handig om het iisg, een instelling die for
meel onder de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen valt,
als particulier aan te duiden en er verder niets over te melden. Ook ten aanzien
van de instellingen, die niet-schriftelijke bronnen beheren, schiet de gids tekort.
In het algemeen ligt sterk de nadruk op archieven in het Algemeen Rijksarchief,
en dat blijkt ook uit de keuze van de voorbeelden. Zo wordt onder de para
graaf 'Archiefstukken en hun problemen' (pagina 51 tot 58) relatief veel aan
dacht besteed aan registratuurstelsels die voornamelijk door rijksinstellingen
zijn gehanteerd. Daarbij wordt overigens ten onrechte gesuggereerd dat het
verbaalstelsel-1823 tot 1950 heeft gefunctioneerd (pagina 55), terwijl het in feite
bij de meeste ministeries al sinds circa 1880 door een agendastelsel is vervan
gen; alleen het Kabinet des Konings en de provinciale besturen gebruiken nog
lange tijd het onvervalste systeem-1823. De enkele kolom over de archieforde
ning bij gemeenten steekt daar schraal bij af, en bevat bovendien een paar fou
ten. De gemeenten hanteren in de negentiende eeuw algemeen en van Vaals
tot Vlieland het agendastelsel, waarbij het verschil tussen de grote en kleine
gemeenten bestaat uit de aanwezigheid van onderwerpsgewijze indices; slechts
103