daterende van vóór de aanstelling van Burgersdijck in 1663 ondergebracht in
het archief van het algemeen en dagelijks bestuur, hoofdstuk landszaken. Pri
ma dat dit in de inleiding wordt gesignaleerd, maar de apologie dat eventueel
foutieve beslissingen het bestemmingsbeginsel geen geweld aandoen omdat de
pensionaris 'zowel voor het ene als voor het andere archief bescheiden moest
vergaren' deugt niet. Van Maanen onderkent toch ook niet voor niets het
zelfstandig bestaansrecht van het archief van het college van curatoren van
de universiteit, waarvoor de stad de stukken ontving en opmaakte en waarin
de burgemeesters zitting hadden? Hetzelfde geldt voor het archief van de roy-
eermeesters, voor wie de onder de stadssecretaris ressorterende ondersecreta
ris naast zijn andere taken ook het secretariaat waarnam. De in het archief
van de gedeputeerden berustende archivalia van besognearchieven van de Sta
ten van Holland horen daarin principieel niet thuis, ook al bekleedde de stad
Leiden het voorzitterschap ervan. Van Maanen onderschrijft dit ook. Accep
tabel is zijn pragmatisch argument dat het veelal onmogelijk was uit te maken
wat tot besognearchief behoorde en wat niet. Zijn theoretische argument, dat
handhaving van deze stukken in het archief van de gedeputeerden de instituti
onele structuur van de Hollandse bestuursorganisatie weerspiegelt, onderschrijf
ik niet. De invloed van de stemhebbende steden op gewestelijk en landelijk
niveau blijkt voornamelijk uit de stukken zelf. In de inleiding van een inventa
ris van een besognearchief kan bovendien de eventueel voormalige ver
blijfplaats van een aantal archivalia worden vermeld.
Indeling
De inventaris bestaat, zoals hiervoor reeds opgesomd, uit vijf gedeelten/ar-
chieven. Ieder gedeelte/archief is ingedeeld in stukken van algemene aard en
stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen. De stukken betreffende af
zonderlijke onderwerpen zijn verdeeld over hoofdstukken, waarbij een twee
deling is gemaakt tussen organisme en extern gerichte taken. De volgorde van
de laatstgenoemde categorie wordt bepaald door de chronologie. De hoofd
stukken zijn weer onderverdeeld in rubrieken en subrubrieken, waarbinnen
eveneens van algemeen naar bijzonder wordt afgedaald en waarbinnen ook
onderscheid wordt gemaakt tussen organisatie en taken. Daarbinnen bepaalt
de chronologie over het algemeen weer de volgorde. Door het strikt vasthou
den aan het richtsnoer van de chronologie komt bij de stukken van algemene
aard in het archief van het algemeen en dagelijks bestuur het principe 'van al
gemeen naar bijzonder' in de knel. De geheime resoluties van gerecht en bur
gemeesters en de resoluties van het gerecht volgen daar op de resoluties van
burgemeesters inzake met name genoemde onderwerpen. Overigens is de ro-
meinse nummering van zowel de vijf archieven als van de hoofdstukken van
het algemeen en dagelijks bestuur, waarvan de laatstgenoemde ongeacht de
verschillende hoofdafdelingen doorloopt, verwarrend.
De gedetailleerde onderverdeling van de rubrieken in subrubrieken lijkt hier
en daar althans afgaand op de beschrijvingen - wel erg ver doorgevoerd. Zo
lijkt het onderscheid tussen de subrubrieken van de rubriek textielnijverheid,
te weten 'economische politiek van Holland en de Generaliteit' en 'economi
sche politiek van het buitenland' enerzijds en 'concurrentie van elders' ander-
96
zijds, wat vergezocht, temeer daar deze twee factoren onderling sterk met el
kaar verweven zijn. In meer algemene zin is het hier en daar denkbaar enkele
subrubrieken te laten vervallen door meer verzamelbeschrijvingen toe te pas
sen en die dan onder de betreffende rubriek te plaatsen. Anderzijds biedt een
zeer gedetailleerde onderverdeling het voordeel alle stukken een onderdak te
kunnen bieden, waardoor kopjes als 'overige stukken' overbodig worden. Toch
komen dergelijke subrubrieken voor, terwijl het op het eerste oog niet ondoenlijk
lijkt deze stukken bij bestaande kopjes onder te brengen.
Wat de plaatsing van de stukken zelf betreft valt op, dat de keuren en veror
deningen onder stukken van algemene aard vallen. Het zou beter zijn geweest
deze categorie onder te brengen bij stukken betreffende afzonderlijke onder
werpen. Overigens is merkwaardig, dat onder inventarisnummer 5 privileges
van na 1816 in het archief schijnen voor te komen en dat de akte van verlening
van het stadswapen door Keizer Napoleon in 1813 onder het kopje privileges
is geplaatst.
Beschrijvingen
De beschrijvingen zijn zo nu en dan wel erg gedetailleerd. Een beschrijving
als: 'Minuutresolutie van het Gerecht omtrent de aanleg van nieuwe begraaf
plaatsen buiten de Mors- en Hogewoerdspoort en op het Blauwe- en het Papa-
gaaisbolwerk, omdat de kerkhoven bij de kerken door de pestepidemie te vol
geworden zijn, 1635' zal in veel gevallen de behoefte het stuk zelf te bekijken
wegnemen. Hier heeft de beschrijving veel weg van een regest, terwijl een in
ventaris toch niet meer mag zijn dan een wegwijzer in een archief. Regesten
en nadere toegangen moeten daar los van worden gezien.
Overigens valt de aanwezigheid van een aantal aanstellingsakten van amb
tenaren in de rubriek functionarissen (onder andere inventarisnummers 1058
en 1059) in het archief op, evenals een bestek voor het onderhoud van straten
in Den Haag (inv. nr. 5155). Ligt het eerste misschien aan het abusievelijk weg
vallen van het ontwikkelingsstadium, het signaleren van het laatste kan wel
licht aan de 'herkomst' van ondergetekende worden toegeschreven!
Een nieuw verschijnsel is het vooraan in de beschrijving plaatsen van het
ontwikkelingsstadium. Dat het ontwikkelingsstadium van belang is voor de
bepaling van de functie van een stuk en dus voor de plaatsing ervan is evident,
maar nadat de plaats is bepaald is het belang geëffectueerd en is het mijns in
ziens niet meer nodig daarop nog eens extra de aandacht te vestigen. Wat de
materiële vorm betreft zou de oude aanduiding op de registerruggen (onder
andere inv. nrs. 14-235) achterwege gelaten kunnen worden. Dit zou het ge
heel wat overzichtelijker maken.
Tenslotte
Waarom op zoveel slakken zout gelegd? Toen ik de inventaris voor het eerst
zag en doorbladerde begon er iets in mij te knagen. Een soort jaloezie mis
schien. Vijftien jaar lang de tijd krijgen voor een dergelijk boeiend archief lijkt
me wel wat. Aan de andere kant zou ik misschien wat onrustig worden van
de inmiddels aangroeiende hoeveelheid archief en de bestaande en te verwach-
97