Mollerus en de opkomst
van de rijksadministratie
A. E. M. Ribberink
Door zijn weinig heroïsche levensloop was hij bij vorige generaties historici
niet zo in tel. Maar door zijn lange ambtelijke carrière in een overgangstijd
vak was J. H. Mollerus (1750-1834) de belichaming van een zekere personele
continuïteit tussen het ancien régime en de tijd van koning Willem I.
A. E. M. Ribberink schetst de loopbaan van een man die in opkomst en ont
wikkeling van de rijksadministratie in de vroege negentiende eeuw een promi
nente rol speelde.
Johan Hendrik Mollerus (1750-1834) had van 1785 tot 1829 als secretaris van
de Raad van State, minister, vice-voorzitter van de Raad van State en eerste
voorzitter van onze ministerraad een beduidende invloed op de ontwikkeling
van het bestuur. Afkomst, karakter en beginselen maakten, dat hij niet neigde
naar leerstelligheid en scherpslijperij. De historicus Colenbrander vond hem
'geen man van veel betekenis'.1 Mollerus, die goed en eerlijk functioneerde,2
past niet in geschiedkundige schablones. Hij representeert een samenhang, die
toch wel aandacht verdient.
Ancien régime
Mollerus' vader was van fatsoenlijke burgerlijke afkomst. Na de rechtenstu
die huwde hij een regentendochter en opende daarmee voor zich en zijn zonen
de toegang naar aanzienlijke posities. Zijn zoon Johan Hendrik studeerde af
te Utrecht in 1771 en werd in datzelfde jaar ingeschreven als advocaat bij de
Hoge Raad. Zijn vader spande zich in voor zijn promotie en zo schreef op 29
augustus 1773 de prins van Oranje aan Mollerus senior, die president was van
de Hoge Raad, dat het hem leed deed, dat hij hem niet kon plezieren met een
benoeming van zijn zoon tot agent van de Staten-Generaal, daar die functie
reeds voor een ander was bestemd.3 In 1776 lukte het wel en werd Johan Hen
drik, op zesentwintigjarige leeftijd, raadsheer in het Hof van Holland.
De beginselen, waaraan Johan Hendrik zijn leven lang trouw bleef, staan
vermeld in de toespraken, die hij als commissaris-politiek hield bij de opening
en sluiting van de particuliere synode van de Hervormde kerk in Noord-Holland
60
J. H. Baron Mollerus
(foto: Iconografisch Bureau)
op 27 juli en 5 augustus 1784. Onenigheid, twistgierigheid en verwarring dien
den vermeden en vrede, eensgezindheid en verdraagzaamheid moesten wor
den nagestreefd voor zover dat verenigbaar was met een vaste aankleving aan
de fundamentele stukken van 'onze Gereformeerde Godsdienst'4.
In de felle strijd tussen patriotten en prinsgezinden stond Mollerus aan de
zijde van de vernieuwers en dat leidde in april 1785 tot zijn benoeming tot de
zeer hoge post van secretaris van de Raad van State. Men noemde hem 'seer
bekwaam, seer sagt, bedaert en werksaam'5. Niet ideologie en partijschap,
maar inzicht, verantwoordelijkheidsgevoel en ambitie bepaalden zijn hande
len. Een concept-verweer, dat opgesteld werd na de Pruisische inval van 1787,
beschreef zijn optreden. Mollerus zou in de Raad van State door 'schijnscho
ne palliatieven en conciliatoire middelen' hebben helpen verhinderen het kwaad
zelve 'met bedaarde standvastigheid tegen te gaan en met den wortel uyt te
roeyen'. In de gehele periode 'in haaren zamenhang beschouwd' had hij ech
ter, zo luidde het verweer, apparent gewerkt voor maintien van de constitutie
en afwering van laster en geweld. De reflexien, die zijnerzijds waren geopperd
'en bij de leden van de Raad van State bedaarlijk gepondereerd' hadden ertoe
bijgedragen 'de digniteit van de Raad' te conserveren, met onzijdigheid voor
de constitutie te waken en excessen, aan welke kant dezelve plaats hadden, te
reprocheren en zoveel doenlijk in te binden.6 Mollerus, die in die tijd de naam
had patriot te zijn7, behield in weerwil van de oligarchische reactie, zijn post.
Hij verkeerde op een 'ongemeen aangename en harmonieuze wijze' met een
orangist als de nieuwe thesaurier-generaal Francois van der Hoop, een proté
gé van prinses Wilhelmina. De prins toonde hem welwillendheid en nodigde
hem in 1793, na het overlijden van Van der Hoop, uit deze op te volgen als
thesaurier-generaal. Mollerus 'declineerde' gezien 'het merkelijk onderscheid
in inkomen' deze 'promotie'.8
61