de late zestiende en de zeventiende eeuw. 'Oudhollandsche' naslagwerken als
Carel Van Manders Groot Schilderboeck, Ripa-Pers' Iconologia etc. waren
in Thijms bibliotheek rijkelijk voorhanden. Daarnaast was ook diens hand
boek De Heilige Linie een druk geraadpleegd werk.24
Bij dit alles hadden de rijksgebouwen een voorbeeldfunctie te vervullen in
de herleving van de architectuur. Deze was in de visie van De Stuers cum suis
met de zogenaamde 'waterstaatsstijl' - een vorm van klassicisme waarin de rijks
gebouwen tot op dat moment overwegend opgetrokken werden tot ongekende
diepte gezakt. Om het bouwen weer gezond te maken meende men terug te
moeten grijpen naar het moment in de geschiedenis, waarop alle kunstontwik
keling nog spontaan, puur en natuurlijk was. Voor de burgerlijke bouwkunst
was dit de late zestiende eeuw, toen volgens deze opvatting de geïmporteerde
renaissance nog niet aan alle inheemse bouwvormen een einde had gemaakt.
De uit die dagen daterende baksteen-renaissance - met voor De Stuers als mo
del het Maarten van Rossumhuis in Zaltbommel - vormde de basis voor de
zogenaamde 'Oudhollandsche' stijl, waarin Cuypers het Centraal Station en
het Rijksmuseum te Amsterdam bouwde, en C. H. Peters het Departement van
Justitie in Den Haag. Architectonische motieven als het werken met spekla
gen ter accentuering van de gevel, en het bekronen van de vensters met zowel
functioneel als decoratief werkzame ontlastingsbogen, keren ook in het ara-
complex terug.25
Trait d'union tussen het rationele bouwen, het objectieve expressionisme en
de herleving van de bouwkunst, vormt het begrip organisch.26 Ten aanzien
van het eerste houdt dit in dat het destilleren van de plattegrond uit het bouw
terrein voorafgaat aan het tekenen van de opstand van de gevels. Daarbij be
palen de functies de uiterlijke vorm, zodat de structuur van het gebouw zich
eerlijk openbaart.27 De betekenis voor het objectieve expressionisme-het ge
bouw moet zijn bestemming uitdragen via de vormgeving en decoratie van het
exterieur - ligt hierin reeds besloten. Voor de herleving van de bouwkunst was
de organische analogie eveneens van belang, daar deze de natuurlijke en spon
tane uitdrukking vormt van maatschappij, land en klimaat-men denke aan
de nadruk op het inheemse waaruit zij organisch groeit. In alle mogelijke
varianten, van Cuypers tot Berlage, werden deze ideeën beleden.28 Ook in
historiografische zin, zoals blijkt uit de opvattingen in de archivistiek eind ne
gentiende eeuw. De toen uitgegeven Handleiding voor het ordenen en het be
schrijven van archieven - een inmiddels klassiek werk waarmee iedere archi
varis in Nederland wordt opgeleid - stelt reeds in het eerste hoofdstuk: 'Een
archief is een organisch geheel'! In de toelichting wordt betoogd dat het ar
chief 'een levend organisme is,' dat volgens vaste regelen groeit, zich vormt en
vervormt'. Enkel uit 'den bouw van het organisme', de organisatie van het
archief, casu quo van de archiefvormende instelling of persoon, kan men af
leiden hoe het geordend moet worden. Mutatis mutandis gaat dat op voor een
'programma van eisen' in de architectuur. In de archivistiek vindt een opmer
kelijke gelijkstelling plaats: 'Evenals een archief een organisch geheel is, zo
is ook een archiefdepot (een samenstel van archieven, gevormd door elkaar
opvolgende instellingen) een historisch gevormd product.'29 'Historisch ge
vormd' en 'organisch' gaan hier hand in hand.30 Vanuit dit licht bezien zijn
300
r i i y'
C/eN"TT5AAIL< TE
e» AAi^auurmnW^ met me/t xbejbcxab£k
Dooide): P. 7.
8 Muurdecoratie boven de toegang naar de Leeszaal.
9 Doorsnede UV over de lengte van het dienstgebouw: opvallend is de variatie in bogen
bij de trappehal.
10 Klimmende trappen en stijgende bogen bij de trappehal.
11 Penning met de beeltenis van Jacobus van Lokhorst
(Rijksdienst voor de Monumentenzorg).
I)oonAi<£nE, U/VT"
301