Op 31 januari 1987 overleed na een langdurige ziekte in Amsterdam drs R. M. E. Raaff. Van een markante, maar ook controversiële persoonlijkheid hebben wij te vroeg afscheid moeten nemen. Rudolf Maria Evert Raaff werd op 12 augustus 1946 te Oegstgeest geboren. Na zijn gymnasiumopleiding (a) aan het Rijnlands Lyceum aldaar studeerde hij sociaal-economische geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en legde daar in september 1973 het doctoraal examen af. Een loopbaan als le raar geschiedenis of maatschappijleer ambieerde hij niet. De kennismaking met het archiefonderzoek tijdens zijn studie deed hem ertoe besluiten het archief vak in te gaan. Per 1 oktober 1973 werd hij als stagiair aangesteld bij de Eerste Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. Nog in dat stagejaar werd hij benoemd tot beheerder van het Hulpdepot van de Rijksarchiefdienst te Schaarsbergen. Onder vaak moeilijke omstandigheden heeft hij leiding gegeven aan een dienstonder deel dat meer was dan de naam suggereert. Het hulpdepot had niet slechts een depotfunctie, maar functioneerde als een rijksarchief. Het belangrijkste ver schil met de andere rijksarchieven was de omvang van het te beheren bestand: uiteindelijk was dat ruim 40 kilometer. De bestaffing was beperkt en onge bruikelijk samengesteld: enkele archivisten en vaste administratieve krachten, aangevuld met een peloton hulpkrachten en gewetensbezwaarden, van een sterk wisselende samenstelling. Hij werd het meest indringend geconfronteerd met de problemen verbonden aan het overnemen, materieel verzorgen en toegan kelijk maken van omvangrijke archieven. De vernietigingsproblematiek was In memoriam Rudolf Raaff 1946-1987 dan ook onontwijkbaar. Dankzij helder inzicht in de structuur van de over heidsadministratie en archivistiek, alsmede grondige kennis van de vernieti gingsnormen, heeft Rudolf een belangrijke bijdrage geleverd aan de metho diek van de bewerking van omvangrijke archieven bij de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. Bewerkingsplannen voor de archieven van de Staten- Generaal, het ministerie van Financiën en het ministerie van Waterstaat, Han del en Nijverheid werden door hemzelf of onder zijn leiding opgesteld en tot uitvoering gebracht. Ook na 1 april 1980 heeft Rudolf zich met deze materie, als hoofd van de sectie inventarisatie en acquisitie van de Tweede Afdeling be ziggehouden. De voltooiing van al deze projekten zou hij niet meer mogen mee maken. Per 1 oktober 1982 aanvaardde hij de benoeming tot provinciaal inspecteur der archieven in Zuid-Holland. Het ambtelijke, hiërarchische keurslijf van het Algemeen Rijksarchief knelde hem, vooral na zijn zelfstandige functie in Schaarsbergen. Die grotere zelfstandigheid hoopte hij te herwinnen in deze pro vinciale functie. Inderdaad herkreeg hij die, maar hij verloor ook waar hij sterk aan gehecht was: persoonlijke, collegiale contacten. Met name het grote aan tal collega's in het Algemeen Rijksarchief waarmee Rudolf dagelijks contact had, was een inspiratiebron en stimulans tegelijk. Het verlies hiervan, dat hij tevoren zag aankomen, heeft hem zeer lang doen aarzelen of hij wel moest solliciteren. Zijn nevenfuncties binnen het archiefwezen compenseerden dat verlies wel enigszins. Hij was lid van de VAN-commissies Archiefterminologie (1977-1985, formeel tot zijn overlijden) en Buitenland (1979-1985), van het VAN-bestuur (1983-1985) en van de Stichting Archiefpublikaties (1983-1985). Ook interna tionaal is Rudolf aktief geweest. Hij heeft de stage technique gevolgd aan de Ecöle des Chartes te Parijs (1976). Hij was lid van het Comité des Archives d'Entreprises van de Internationale Archiefraad (1977-1979). In 1980 maakte hij in UNESCO-verband een reis naar Indonesië ter advisering over de vestiging van een netwerk van regionale archiefdiensten in de provincie West-Java. In 1980 en 1981 nam hij deel aan het vaktechnisch overleg in Brussel over de re geling van het archiefbeheer van de eg. Tevens heeft Rudolf lesgegeven aan de Rijksarchiefschool in de vakken Registratuur van de rijksadministratie in de 19e eeuw (1977-1980) en Ordenen en beschrijven van archieven (1980-1985). Ook is hij opgetreden als vakdocent Archiefrecht bij de cursus sod-i (1978-1985). Rudolf was een markante persoonlijkheid. Als je hem voor het eerst ont moette, vergat je hem niet licht. Een aimabel, zelfbewust optreden was ken merkend voor hem. In een gezelschap was hij altijd nadrukkelijk aanwezig, zonder te overheersen. Hij kon ook direct zijn in zijn gedrag jegens anderen, vooral in zijn werk. Een confrontatie ging hij nooit uit de weg. Sommige col lega's konden daardoor moeilijk met hem overweg. Met anderen onderhield hij een nauwe en hartelijke band. Een enkeling rekende hij tot zijn vrienden kring. Rudolf was ook een controversieel archivaris. Hij heeft ons geen inventaris sen nagelaten, noch boeken of tijdschriftartikelen. Evenmin ontwikkelde hij een specialisme waarop hij bij uitstek deskundig was en als autoriteit ervaren werd. Daarin voldeed hij niet aan de verwachtingen van collega-archivarissen. 371

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 42