Het overbrengen van archief door bondsorganen gebeurt via het tussendepot in Bonn. Per jaar werden zo'n 80.000 'banden' overgedragen. Bij de overdracht worden door het Bundesarchiv per bestanddeel een nieuw nummer (samen gesteld uit een archiefnummer en een volgnummer), het oude nummer, jaartal en oude titel vastgelegd. Het uiteindelijke doel is dergelijke overdrachtslijsten door de registratuur te laten maken. De computer levert vervolgens per bestand deel een print (soort fiche) met de ingevoerde gegevens. De archivaris gebruikt deze fiches bij de selectie. In geval van vernietiging vult hij een v-kenmerk, een motivatie-code en het v-jaar in. Indien het bestanddeel wordt bewaard,' wordt een beschrijving gemaakt. De mutaties worden vervolgens centraal in gevoerd. Daarna kunnen lijsten, waarbij de te vernietigen stukken op vernieti gingsjaar zijn gesorteerd, en statistische overzichten worden gemaakt. In een Het Bundesarchiv in Koblenz de ministeries overgedragen archieven. Een gedeelte van het archief van het Reichskammergericht, een orgaan van het 'oude' Duitse Rijk (1806) en het ar chiefvan het Frankfurter parlement (1848) bevinden zich in Frankfurt. Tenslotte is in Rastad, als onderdeel van het Bundesarchiv, een permanente educatieve tentoonstelling over democratie en vrijheidsideeën ingericht. De automatisering is in het Bundesarchiv vrij ver doorgevoerd. De compu ter wordt gebruikt voor: opslag en raadpleging van machine-leesbare bestanden, overgenomen van Bondsorganen het beheer van de in bewaring genomen archieven (onder andere registratie van schaduwverfilming in de gehele brd) bezoekersregistratie nader toegankelijk maken overdracht en toegankelijk maken latere fase vult de archivaris op de computerprint een ordeningscode ten be hoeve van de sortering van de beschrijvingen in. Na invoer hiervan kan de com puter een findbuch, te vergelijken met onze inventaris, uitdraaien. Het systeem voor toegankelijk maken lijkt dus in grote mate op het Asis-systeem. Samenvattend kan worden gesproken van een zeer leerzame reis met goede inleidingen en rondleidingen en een uitstekende ontvangst. De sfeer in de groep was erg goed. Vele contacten zijn gelegd en verstevigd, hetgeen ook in sterke mate te danken was aan het feit, dat in tegenstelling met vorig jaar niet met auto's maar per bus werd gereisd. De organisatie was voortreffelijk. Dijkstra H. Nagelhout De ica Commissie Opleiding Geschiedenis, functie en doelstellingen De International Council on Archives stelde in 1979 een 'Committee on Pro fessional Education and Training' (ica/cpt) in. Chronologisch gezien is dit de zevende van de elf bestaande commissies - zelfs nog jonger dan het Auto mation Committee dat in 1972 werd ingesteld. Gezien het belang van verdere opleiding op alle gebieden van de archiefpraktijk is het wat moeilijk te verkla ren waarom de commissie pas zo laat werd ingesteld. Bij haar ontstaan kreeg de commissie de volgende doelstellingen mee: 'Bestu dering van de problemen met betrekking tot de opleiding van de verschillende categorieën archiefpersoneel: planning en organisatie van cursussen, vervaar diging van lesmateriaal. Samenwerking met andere ica- instanties ten behoe ve van de ontwikkeling van beroeps- en technische opleidingen.' Al is deze formulering op zichzelf juist, toch bleek het in de praktijk moeilijk om een geschikt programma op te stellen. Dit blijkt wel uit het feit dat, hoewel het tweede vijfjarenplan (1983-1987) een heel hoofdstuk aan opleidingsactivi teiten wijdde, de cpt daarvan maar één van de 24 toegewezen kreeg. Vermoedelijk is de hoofdoorzaak van deze moeilijkheid dat de meeste ica- instellingen zelf al een rechtstreeks belang hebben bij opleidingen. Dit geldt vooral voor de commissies met een technisch specialisme zoals die voor de au tomatisering, conservering, reprografie en zegelkunde. Het is duidelijk dat zulke commissies eigen cursusprogramma's moeten opstellen en zelf moeten zorgen dat de cursussen gegeven kunnen worden en dat er ter zake deskundige docen ten voor aangetrokken worden. Evenzo moeten ook de afdelingen zich uiter aard bekommeren om opleidingsmogelijkheden voor hun aangesloten landen; hetzelfde geldt voor de Commissie voor de ontwikkeling van het archiefwezen en de afdeling Beroepsorganisaties. De overige ica- instellingen hebben wel licht wat minder direct belang bij opleidingen in het algemeen, maar ook zij moeten de opleidingsaspecten van hun programma's in het oog houden. Een tweede oorzaak voor de aanloopmoeilijkheden bij de cpt is dat cur sussen in archiefbeheer (en in nog sterkere mate registratuurcursussen) altijd gebaseerd waren op van land tot land sterk verschillende principes. In sommi ge landen bestonden goed georganiseerde, onafhankelijke opleidingsinstitu ten met traditionele cursusprogramma's; in andere landen bestond de moge- 357

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 35