volgende concluderen. Bij de opleiding tot archivaris ontbreekt het aan vol doende samenhang tussen theorie en praktijk. De school beperkt zich (nood gedwongen) tot de theoretische vorming en heeft formeel weinig zeggenschap over de praktijkopleiding. De praktische vorming is bovendien onvoldoende omschreven en gereglementeerd. Dat heeft geleid tot grote verschillen naar in houd en niveau van de praktijkopleiding, wat afbreuk doet aan de kwaliteit van de opleiding in zijn geheel. 1-2 Het primaat van de inventaris als werkstuk Kwaliteit en inhoud van de praktijkopleiding kunnen sterk uiteen lopen, maar over één punt bestaat eenstemmigheid. Het is regel dat het werkstuk, dat de adspirant-archivaris als resultaat van zijn praktische werkzaamheden bij de examencommissie inlevert, een archiefinventaris is. De begeleiding concentreert zich dan ook veelal tot het onderdeel inventarisatie, terwijl in voorkomende gevallen de adspirant-archivaris wordt ingezet bij de reguliere werkzaamhe den van de dienst. Dit laatste is mede afhankelijk van de omvang en complexi teit van het te bewerken archief. In de meest extreme gevallen werkt een adspirant-archivaris full-time op de studiezaal en inventariseert hij in de 'stil le' uren, met als andere uiterste de toekomstige archivaris die, teruggetrokken in een kamertje, het hele jaar ingetogen en ongestoord inventariseert. Ook de rijks archiefschool staat op het standpunt dat inventarisatie tijdens de school opleiding en in de praktijk centraal dient te staan.''' 'Daar het inventariseren tot de hoofdtaken van de archivaris moet worden gerekend, verdient het de voorkeur dat de adspirant- archiefambtenaar het inventariseren ook in de prak tijk leert. Het werkstuk zal dus in de meeste gevallen een inventaris van een archief zijn.'15 Wij vinden dat inventarisatie ten onrechte een zo centrale plaats in de prak tijkopleiding inneemt. Het toekomstige werk van de archivaris kan liggen op het terrein van de inventarisatie, externe dienstverlening, acquisitie en/of in spectie. Inventarisatie kan hoofdtaak zijn, maar dat geldt evenzeer voor ande re taakonderdelen.16 Ook wij beschouwen inventarisatie als een basisvaardig heid, maar vinden het daarnaast van belang dat de andere hoofdtaken van een archivaris een eigen plaats in de opleiding horen in te nemen. Dat is nu onvol doende het geval. Met het oog hierop verdient het aanbeveling een jaarpro gramma op te stellen waarin al deze facetten van het vak aan bod komen. Het doorlopen van een dergelijk programma is bovendien aan te bevelen omdat de adspirant-archivaris zo planmatig en gestructureerd leert werken. Dit is be langrijk aangezien van de toekomstige archivaris verwacht wordt dat hij zo wel zelfstandig als in teamverband kan werken, in een aantal gevallen in een leidinggevende positie. Een tweede punt betreft het werkstuk zelf. Het Archiefbesluit schrijft niet voor welke vorm het werkstuk moet hebben. Gezien het accent dat inventari satie krijgt verbaast het ons echter niet dat tot nog toe vrijwel uitsluitend ar chiefinventarissen als werkstuk zijn aangeboden. Het lijkt een automatisme geworden. Om een goed beeld te krijgen van de kennis, ervaring en verkregen inzichten tijdens de praktijkopleiding kan gedacht worden aan het vervaardi gen van een verslag van werkzaamheden dat bij de examencommissie wordt ingeleverd. Als bijlage kan men een inventaris opnemen, maar ook een gebrui kersgidsje of een ander werkstuk. Door het maken van een verslag wordt de mogelijkheid gecreëerd om de praktijkopleiding op haar inhoud te toetsen 1-3 De selectie van het te bewerken archief Om in het praktijkjaar alle onderdelen volledig tot hun recht te laten komen is het verstandig de hoeveelheid tijd die inventarisatie in beslag zal gaan ne men af te laten hangen van de tijd die voor de overige aktiviteiten in het pro gramma wordt uitgetrokken. Daarmee kan worden voorkomen dat de inven tarisatiewerkzaamheden toch een overheersende rol gaan spelen. Inventarisatie kan op verantwoorde wijze in een breder programma ingepast worden zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit van dit onderdeel. Dat is voor een be langrijk deel afhankelijk van de wijze waarop het te bewerken archief is gese lecteerd. Allereerst gaan wij ervan uit dat de keuze bepaald wordt door het prioritei tenplan van de dienst. Gezien de wettelijke taak van de archiefdiensten en de grote hoeveelheid overheidsarchieven die zijn of zullen worden overgedragen (denk aan de gevolgen van de verkorting van de overbrengingstermijn) verdie nen moderne, grotere en gestructureerde overheidsarchieven de voorkeur.17 De lessen ordenen en beschrijven van de rijks archiefschool dienen mede hier op te zijn afgestemd. Het selecteren van een archief op basis van het prioritei tenplan van de dienst heeft twee voordelen. Ten eerste draagt het werkstuk bij aan de verwezenlijking van het prioriteitenplan. Ten tweede leert de adspirant-archivaris 'dienstgericht' werken: niet op basis van persoonlijke voor keuren van adspirant of mentor maar op basis van hetgeen uit oogpunt van de dienst van belang geacht wordt. Een tweede criterium waaraan de keuze ons inziens moet voldoen, is de ge schiktheid van het archief als leerobject. Het archief moet voldoende archi- vistische problemen bieden. Zo zal de indeling van het archief eisen moeten stellen aan het analytisch vermogen van de bewerker, dat wil zeggen dat er geen voorgebakken schema's klaar liggen. Ook zal het archief redelijk afgebakend moeten zijn. Hierdoor wordt vermeden dat er uitgebreide acquisitiewerkzaam- heden nodig zijn die het vermogen van de adspirant te boven gaan of dat er een 'half' archief bewerkt wordt. Tot slot verdient een archief waarin selectie noodzakelijk is aanbeveling. Het selectie- en vernietigingsprobleem bij de over heid is enorm groot. Het is van belang dat de adspirant-archivaris daar tijdens zijn opleiding al mee te maken krijgt. Onze voorkeur gaat uit naar projectmatig te bewerken archieven. De voor delen hiervan zijn dat de adspirant-archivaris leert met anderen samen te wer ken, hetgeen vaardigheden vereist op het gebied van overleg, het aandragen en aanvaarden van oplossingen, het plannen van afspraken en dergelijke. Voor de dienst heeft het als voordeel dat hierdoor ook grotere archiefbestanden of complexen van archieven voor bewerking in aanmerking komen. Een project kan verschillende vormen hebben. Men kan een adspirant laten meewerken aan een lopend project van de dienst (voorbeeld: project Legatie archieven bij de Eerste Afdeling van het Algemeen Rijksarchief). Men kan ook een meerjarig project opzetten dat door aspiranten in achtereenvolgende ja- 342 343

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 28