De praktijkopleiding tot
middelbaar en hoger ar chief ambtenaar
Een aanzet tot discussie
Michel Gruythuysen, Rob Kramer en Joyce Pennings
Dit artikel dankt zijn ontstaan aan de onvrede die bij ons als mentoren bij de
Eerste en Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief leefde over de be
staande praktijkopleiding van adspirant-archivarissen. Niet alleen binnen het
Algemeen Rijksarchief, maar ook elders lijkt de praktische vorming vaak wei
nig doordacht en gestructureerd. Dit heeft ertoe geleid dat wij dit jaar geza
menlijk een aantal veranderingen in de opzet en de invulling van het praktijk
jaar hebben aangebracht. Een beschrijving hiervan treft u in deel 2 van dit artikel
aan.
Hieraan voorafgaand gaan wij nader in op de rol die de rijks archiefschool
speelt bij de praktijkopleiding van adspirant-archivarissen. Een bezinning op
de praktijkopleiding binnen de dienst roept namelijk automatisch de vraag op
welke positie de rijks archiefschool hierbij inneemt. Het is opvallend dat in
de vele discussies die er de laatste jaren over de opleiding gevoerd zijn weinig
aandacht is besteed aan het praktijkgedeelte ervan.1 In het rapport Toekomst
Rijks Archiefschool dat in 1979 verscheen, vindt men hierover nuttige aanbe
velingen. Voor zover wij weten zijn deze nergens concreet uitgewerkt. Met dit
artikel willen wij deze draad weer oppakken.
1
Theorie en praktijk
1-1 De rijks archiefschool en de praktijkopleiding van adspirant-
archivarissen
Een gedegen vakopleiding tot archivaris is van groot belang voor de toekomst
van de archiefdiensten. De kwaliteit en inzetbaarheid van archivarissen wordt
er in belangrijke mate door bepaald. Voorwaarde is dat de vakopleiding niet
alleen vaktechnisch voldoet, maar ook bijdraagt tot het ontwikkelen van een
bepaalde mentaliteit en visie.2
De opleiding tot middelbaar en hoger archiefambtenaar is te onderscheiden
in een theoretisch en een praktisch gedeelte. De rijks archiefschool verzorgt
het theoretisch gedeelte (één dag per week) en leidt direkt op voor het examen.
De praktische vorming vindt - meestal gelijktijdig - plaats bij een archiefdienst.
In hoeverre komt deze samenhang in theorie en praktijk in de structuur van
de opleiding daadwerkelijk tot uitdrukking? Vanaf de hernieuwde start van
de rijks archiefschool in 1969 is onderkend dat voor een goede opleiding zo
wel theoretische als praktische vorming een voorwaarde is en dat er tussen bei
de onderdelen een duidelijke relatie bestaat. De school moet archiefambtena
ren vormen 'die berekend zijn voor de taak, welke hen wacht. Veel van de
kennis en ervaring die voor een goede verrichting van deze uiteenlopende ta
ken noodzakelijk is, kan niet op de rijks archiefschool worden bijgebracht.'3
Al vrij snel kwam men tot de conclusie 'dat rijksarchiefschool en mentoren
beide een moeilijk te missen rol vervullen bij de opleiding van de toekomstige
archiefambtenaren. Het bepalen van ieders aandeel is echter niet eenvoudig.
Het is niet juist om de school alleen de theoretische vorming, de mentor alleen
de vorming in de praktijk op te dragen. Veel hangt af van het samenspel.'4
In dat standpunt is sindsdien geen wezenlijke verandering gekomen.5 Wat op
valt is dat het belang van de samenhang duidelijk wordt onderkend maar dat
deze samenhang in de huidige structuur van de opleiding nauwelijks is terug
te vinden. De wettelijke regeling van de opleiding beperkt zich hoofdzakelijk
tot het theoretische gedeelte.6 Het Archiefbesluit bepaalt dat de rijks archief
school opleidt tot het examen.7 In de uitvoeringsbesluiten is de opleiding van
de school gedetailleerd uitgewerkt. Voor de praktische vorming bestaan alleen
summiere richtlijnen. De adspirant-archivaris dient gedurende tenminste één
jaar 'met vrucht' praktisch werkzaam te zijn geweest bij één of meer archief
bewaarplaatsen en men moet werkstukken overleggen, die daar het resultaat
van zijn.8
In de wettelijke regeling lijkt voorbij te zijn gegaan aan de gedachte dat the
orie en praktijk onderdeel uitmaken van één samenhangende vakopleiding en
vanuit één visie ontwikkeld dienen te worden. Aan de rijks archiefschool zijn
alleen met betrekking tot het theoretische gedeelte formele bevoegdheden toe
gekend. Bij de praktijkopleiding is de school alleen bevoegd de geschiktheid
van de stageplaats te toetsen,9 zonder dat hier duidelijk omschreven criteria
voor bestaan. Hierdoor heeft dit instrument weinig betekenis.10
Al in 1970 heeft de rijks archiefschool aangegeven dat de praktijkopleiding
voor de directie van de school een moeilijk te beheersen aspect is. 'In de prak
tijk blijkt de begeleiding per dienst sterk uiteen te lopen. Deels is dit het gevolg
van de verschillende opvattingen binnen de diensten over de inhoud van de
begeleiding en de mate waarin dit dient te geschieden, deels vloeit dit voort
uit de mogelijkheden die een begeleidende dienst heeft. Meer begeleiding
en ondersteuning vanuit de school is daarom dringend gewenst.'11
De school heeft dit zo goed mogelijk trachten te ondervangen door het jaar
lijks bezoeken van de stageplaats, het informeren naar de keuze van het exa
menwerkstuk en het incidenteel organiseren van mentorenvergaderingen. Ook
is door de school een begin gemaakt met het opstellen van een 'modelprogramma
voor de praktische werkzaamheid.'12 Wij zijn van mening dat de rijks archief
school daarmee onvoldoende mogelijkheden heeft om de kwaliteit van het prak
tische gedeelte voldoende te waarborgen.13 Het is overigens interessant na te
gaan wélke invulling de school bij de praktijkopleiding voor ogen staat. Hier
op komen wij in de volgende paragraaf terug. Voorlopig kunnen wij het
341
340