rijksadministratie of in de aanwijzigingen bedoeld in het tweede lid van dat artikel 9. 11 Uitlening archiefbescheiden Bij beschikking van 6 november 1986, MMA/Ar 1562, Stcrt. 243 is de archief bewaarplaats van de gemeente Woerden aangewezen als archiefbewaarplaats waaraan, ingevolge artikel 23 van het Archiefbesluit, archiefbescheiden moe ten worden uitgeleend. 12 Opneming particuliere archieven Een der, aan het in noot 4 genoemde proefschrift van collega Keverling Buis man toegevoegde, stellingen luidt: 'Het verdient aanbeveling om in een overeenkomst van opneming en bewaring van een particulier archief in een openbare archiefbewaarplaats (Nederlands Archievenblad, jrg. 9 (1985), 223 en 225) ook een bepaling op te nemen omtrent de rechtsgevolgen van het overlijden van de bewaargever en de opheffing van de bewaargevende instantie' Hoe wenselijk ook, het denkbeeld een en ander in de overeenkomst van opne ming en bewaring te regelen, is niet geheel juist. Bij overlijden van de eigenaar van het archief gaat de eigendom over op zijn erfgenamen. Zeker wanneer er meerdere erfgenamen zullen zijn, verdient het aanbeveling dat de archiefeigenaar bepaalt aan wie de eigendom van het archief overgaat. Als eigenaar van het archief na het overlijden van de oor spronkelijke eigenaar kan ook de overheid in wier archiefbewaarplaats het ar chief is opgenomen (rijk, gemeente enz.) worden aangewezen. Maar deze aan wijzing is een legaat en kan alleen in een, notarieel op te maken, testament geschieden en dus niet in de, gewoonlijk onderhands opgemaakte, overeen komst van opneming en bewaring. Bij ontbinding van een rechtspersoon dient te worden bepaald wat er met het archief moet gebeuren. Het verdient aanbeveling dit in de statuten te rege len, bijvoorbeeld met een bepaling als: 'Bij ontbinding wordt het archief aan geboden aan (het Rijk/de gemeente x) ter opneming in de (rijks/gemeentelij ke) archiefbewaarplaats te Ook kan de algemene vergadering bij het besluit tot ontbinding bepalen (zie artikel 24 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek) dat het archief na afloop van de vereffening komt te berusten in een (aan te wij zen) archiefbewaarplaats van rijk of gemeente. Het voorgaande is van belang indien de activiteiten van de rechtspersoon niet door een andere worden voort gezet. Bij overneming of fusie zal de rechtsopvolger het archief mee over krij gen. Indien het archief al in een archiefbewaarplaats berust, gaan de rechten en plichten uit de overeenkomst tot opneming en bewaring over op de rechts opvolger. 326 13 Opleiding en examens hoger en middelbaar archiefambtenaar Bij Koninklijk besluit van 22 april 1987, Stb. 275 is hoofdstuk v van het Ar chiefbesluit geheel herzien. Verder zijn bij ministeriële beschikkingen van 9 juni 1987 vastgesteld een Besluit rijksarchiefschool en een Besluit examens hoger en middelbaar archiefambtenaar (Stcrt. 134).27 13-1 Hoofdstuk v van het Archiefbesluit De herziening van hoofdstuk v heeft een lange voorgeschiedenis. Reeds in het cursusjaar 1969-1970 beraadslaagden docenten, curatoren en leerlingen van de rijksarchiefschool over differentiëring van het examen hoger archiefamb tenaar.Dit hield in dat een kandidaat die met goed gevolg examen in een aantal kernvakken zou hebben afgelegd, aantekening van bijzondere bekwaam heid in hetzij de 'medievistische' hulpwetenschappen, hetzij in de 'moderne' hulpwetenschappen zou kunnen verwerven. Bij het aan de orde stellen van de ze kwestie zat bij de waarnemend directeur de gedachte voor dat het archief wezen plaats zal en moet kunnen bieden aan juristen en historici voor wier toe lating tot het doctoraalexamen kennis van het Latijn niet meer vereist is (zal zijn). De wens tot differentiëring was gebaseerd op de overweging29 dat de opleiding tezeer een medievistisch stempel droeg, waardoor de hoger archief ambtenaar te weinig werd voorbereid op de taak die hem op het gebied van de negentiende- en twintigste-eeuwse archieven wacht. Uiteraard gold dit zo wel voor hogere als voor middelbare archiefambtenaren. Voor de opleiding hoger archiefambtenaar was het probleem echter acuut, daar zich kandidaten aanmeldden zonder kennis of met onvoldoende kennis van het Latijn, waar door het volgen van de lessen in vakken als oorkondenleer, Latijnse paleogra fie en middeleeuws Latijn bijna onmogelijk was. Aangezien voor- en tegen standers van het laten vallen van de eis van kennis van het Latijn en de differentiëring van het archiefexamen, zowel binnen de school als in het bestuur van de Vereniging van Archivarissen in Nederland, elkaar numeriek in even wicht hielden, werd verdere discussie opgeschort. In het studiejaar 1974-1975 kwam het vraagstuk opnieuw in de docenten vergadering aan de orde.30 Nadere uitwerking van de plannen werd evenwel, mede met het oog op de wisseling van de leiding van de school, verschoven. Pas in 1980 aanvaardde de docentenvergadering het rapport Toekomst rijks archiefschool. Het jaar daarop kwamen rapporten over de opleiding van de Landelijke Kring van gemeente- en streekarchivarissen en van een subcommissie van de commissie Nota archiefbeleid tot stand, een jaar later verscheen de Dis cussienota archiefbeleid, met daarin een rapport van de directeur van de rijks archiefschool die op basis van de voorgaande rapporten een aantal beleidslij nen voor de rijksarchiefschool samenvatte.31 Naar aanleiding van het voorlopige en het definitieve standpunt van de mi nister op de Discussienota stelde een commissie van vertegenwoordigers van de docentenvergadering, de Landelijke Kring van gemeente- en streekarchiva rissen en de rijksarchiefdienst een definitief voorstel tot herstructurering van opleidingen en examens vast. Op 24 december 1985 bracht de Archiefraad daar- 327

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 20