In omni re vincit
imitationem Veritas*
Het voormalig Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage
als toetssteen van architectuurkritiek en kunsthistorie
Bernadette van Hellenberg Hubar en
Wies van Leeuwen**
Welnu, hoe dan ook, ofschoon de gewestelijke besturen uiterst bewerkelijke
archieven bleken te hebben achtergelaten, zijn de eerste inventarissen dan toch
in druk verschenen. En terugkijkend, is duidelijk dat zo'n 180 jaar inventari
satie deze archieven verre van ongemoeid heeft gelaten. Want wat een verschil
bestaat er tussen die eerste depotlijst van 1806, waarin slechts enkele pagina's
aan de gewestelijke besturen waren gewijd, en de moderne archiefinventaris
anno 1987, die meer dan 700 bladzijden telt'.
De inventaris van de Gewestelijke Besturen 1795-1807 kost ƒ65,exclusief
porto- en verzendkosten. Bestellingen dienen te worden geadresseerd aan het
Rijksarchief in Zuid-Holland, Prins Willem-Alexanderhof 20, 2595 be 's-
Gravenhage. Bezoekers van de studiezalen van het Algemeen Rijksarchief kun
nen de inventaris daar kopen.
Noten
1 1789-1989. Bicentenaire de la Révolution fran-
gaise. Bulletin de la Commission Nationale de
Recherche Historique pour le bicentenaire de la
Révolution frangaise, no. 1, Novembre 1983
(Paris 1984), 1.
2 Patriots and liberators (New York 1977) 211,
213.
3 Inventaris van de archieven van Stad en Lande
(1594-1798) (1958), 7; De archieven van de ge
westelijke besturen in Groningen 1798-1814
(1815), (1972), 3.
4 Eerste pogingen tot staastrechthervorming in
de onderdelen der Bataafsche Republiek (1947)
30.
5 Archieven der gewestelijke besturen in de
Bataafs-Franse tijd in Gelderland 1795-1813,
deel I (1982), 12 en 53.
6 Archieven van de gewestelijke besturen in
Noord-Holland 1799-1802 en 1807-1810, 1977.
288
Bleyenburg nummer 7, een streng en sober, hoog gebouw. Opvallend door zijn
asymmetrische, maar ruim gelede straatgevel, waar witte speklagen, rode ont-
lastingsbogen en lichte kruissteekmotieven onder de goot en aan de dakkapel
len een speels accent aan verlenen. Terwijl de horizontale arcering door hardste
nen waterlijsten wordt verzorgd, banen loodgrijze waterpijpen zich om de
andere vensterpartij omhoog, hetgeen de rijzigheid doet toenemen. Als in een
matrix zijn hierin de vensters gevat, alleen doorbroken door de middenrisa-
liet. Voorgevel binnen de voorgevel draagt deze toch al een bijzonder karak
ter. Niet in het minst doordat hier de enige neogotische elementen van de fapa-
de worden aangetroffen: de door een spitsboog gedekte toegang met dito
flankerende vensters, welk motief wordt herhaald in de driehoekige topgevel,
die de as van het gebouw markeert. Wie door het smalle Bleyenburg komt en
het bijzondere contrast met de ernaast gelegen, vroeg-neogotische Deutsche
Evangelische Kirche ervaart, wordt geconfronteerd met tastbaar verleden: als
bron van dezelfde kwaliteit als de archieven die eens in het Algemeen Rijks
archief (ara) berustten, maar met aanzienlijk minder zorg bejegend.
De lotgevallen van het ara als aanvankelijk deels, en later in het geheel niet
meer beschermd monument, illustreren niet alleen de onmacht van de Monu
mentenwet in Nederland, maar ook en vooral het schrijnend wanbegrip bij
het omgaan met historische gebouwen door architecten vandaag de dag. In
het bijzonder met de categorie 'jongere bouwkunst', uit de periode 1850-1950,
waartoe ook het ARA-complex behoort. Het volgende verhaal tracht dit bij wij
ze van tweeluikje te verduidelijken. Enerzijds door een architectuurkritische
analyse van de wijze, waarop met name het depotgebouw in het masterplan
voor de nieuwbouw van de Rijksdienst Beeldende Kunst naar de ondergang
werd geredeneerd. Inmiddels bestaat er gerede twijfel aan de verdere ontwik
keling van dit plan, gelet op de bezuinigingen bij de Rijksgebouwendienst. Niet
temin blijft de opzet ervan symptomatisch voor de onderwaardering van de
rijksbouwkunst van rond de eeuwwisseling. Om aan deze geringschatting te-
289