stelsel van de wet: opschorting van de overbrenging mag niet worden gebruikt als middel tot uitstel van het moment waarop de archiefbescheiden ingevolge artikel 7, eerste lid, van de wet openbaar worden. Een tweede reden voor de Archiefraad om tegen opschorting van de over brenging te adviseren, was het feit dat, door opschorting, de overbrenging naar de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen van de in de gemeentehuizen berustende geboorte- en huwelijksakten niet synchroon zou verlopen met de overbrenging naar de rij ksarchiefbewaarplaatsen van de, in de griffies der arrondissements rechtsbanken berustende, dubbelen van die akten. De overbrenging van deze dubbelen zou, volgens de minister van Justitie, niet behoren te worden opge schort, ook al omdat er in de depóts van de rechtbanken geen ruimte is om de dubbelen langer dan de wettelijke termijn van vijftig jaar te bewaren. Wel zou, volgens de minister van Justitie, bij de overbrenging naar de rijksarchief bewaarplaatsen de openbaarheid van de akten beperkt moeten worden: de re gisters van geboorten zouden eerst na honderd jaar, die van huwelijken en echt scheidingen eerst na 75 jaar mogen worden ingezien door anderen dan de in artikel 14 van het Besluit Burgerlijke Stand bedoelde personen. Als argument werd ook nu de bescherming van de privacy aangevoerd. Maar tevens zou door deze regeling totstandgekomen in overleg tussen de rijksarchiefdienst en het ministerie van Justitie - worden bewerkstelligd dat de toegankelijkheid van de in de rijksarchiefbewaarplaatsen berustende registers van de burgerlijke stand synchroon loopt met die van de in de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen be rustende registers. Zoals reeds vermeld, was de Archiefraad door het argument van de priva cybescherming niet overtuigd. Het is bovendien duidelijk dat de voornaamste reden voor de ten aanzien van de dubbelen ontworpen regeling was gelegen in de vrees voor een aanzienlijke toeneming van de genealogische vraag in de rijksarchiefbewaarplaatsen, wanneer daar wel en bij de gemeenten niet de geboorte- en huwelijksakten na vijftig jaar ter vrije raadpleging zouden berusten. Het pleidooi van de Archiefraad voor synchrone overbrenging van de akten van de burgerlijke stand naar rijks- en gemeentelijke archiefbewaarplaatsen, zonder beperking van de openbaarheid, is evenwel niet gehonoreerd. Ruim twee jaar nadat de Raad geadviseerd had, werd de machtiging gegeven. Inmiddels was met de overbrenging van de dubbelen naar de rijksarchiefbewaarplaat sen, onder beperking van de openbaarheid van de akten van geboorten en die van huwelijken en echtscheidingen, een aanvang gemaakt. Ad b In 1985 verzochten de hoofddirecteur van het Rijksmuseum en de di recteur van het Koninklijk Kabinet van munten, penningen en gesneden ste nen ieder om een machtiging tot opschorting van de overbrenging van de on der hen berustende archiefbescheiden. De archieven bevatten, naast gegevens over de dienst, ook alle gegevens over de verwerving van de collecties. De Archiefraad25 erkende de noodzaak om de gegevens betreffende de aanwinsten onder de administratie te houden, maar meende dat dit slechts tot een tijdelij ke opschorting van de overbrenging van de archiefbescheiden hoefde te lei den. Met het opzetten van een documentatiesysteem waarin de voor het func tioneren van het Rijksmuseum casu quo het Koninklijk Penningkabinet noodzakelijke gegevens uit de archiefbescheiden zullen worden opgenomen, was reeds een begin gemaakt. Aan een machtiging tot opschorting van de over brenging zou verder volgens de Raad als voorwaarde verbonden moeten worden dat de openbaarheid van de bij de instelling berustende archiefbescheiden, voor zover ouder dan vijftig jaar, dezelfde zou zijn als in een rijksarchiefbewaar plaats. Voor wat het archief van het Rijksmuseum betreft, zou volgens de Raad nog gewaarborgd moeten zijn dat inventarisatie en verder beheer onder toe zicht staan van de rijksarchivaris in Noord-Holland.26 De minister besloot de machtiging uit te breiden tot alle onder het directoraat- generaal voor Culturele Zaken van zijn ministerie ressorterende rijksmusea (er zijn ook rijksmusea die onder andere ministeries ressorteren, zoals het mu seum van 's Rijks Munt). Later werd dit nog uitgebreid tot de onder het ge noemde directoraat-generaal ressorterende 'ten behoeve van de musea werk zame, ondersteunende rijksinstellingen'. Daaronder vallen bijvoorbeeld het Centraal Laboratorium voor onderzoek van voorwerpen van kunst en weten schap en het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. De machtiging tot opschorting van de overbrenging geldt, zoals de Archief raad had geadviseerd, voor een beperkte termijn, die op 31 december 1996 afloopt. Aan de machtiging is de door de Archiefraad gewenste voorwaarde inzake de openbaarheid verbonden (artikel 2, onder c, d en Door opneming van de voorwaarde b in artikel 2 is voldaan aan de wens van de Archiefraad aan gaande het toezicht van de rijksarchivaris op inventarisatie en overig beheer. De rijksarchivaris is weliswaar, ingevolge artikel 51 van het Archiefbesluit, bevoegd tot het uitoefenen van toezicht op de zorg voor de archiefbeschei den, maar aan die bepaling kan hij niet de bevoegdheid ontlenen aanwijzin gen voor het beheer van de archiefbescheiden te geven. De beschikking maakt gewag van 'de rijksarchivaris in de provincie van vesti ging van de desbetreffende rijksinstelling'. Deze rijksarchivaris is, voor wat de rijksmusea aangaat, dezelfde als de beheerder van de rijksarchiefbewaar plaats bestemd tot de bewaring van de archiefbescheiden (zie het hiervoor besproken Koninklijk besluit van 30 mei 1985, Stcrt. 148), met dien verstande dat voor de bewaring van de archiefbescheiden van de in de provincie Zuid- Holland gevestigde rijksmusea de algemene rijksarchiefbewaarplaats is bestemd (zie Koninklijk besluit van 26 maart 1968, Stb. 199). Het Koninklijk besluit van 30 mei 1985 verandert echter ten aanzien van de 'ten behoeve van de mu sea werkzame, ondersteunende rijksinstellingen' niets aan de bepaling van ar tikel 13, eerste lid, van de wet, dat de algemene rijksarchiefbewaarplaats bestemt tot bewaring van de archiefbescheiden van dergelijke instellingen. Dat bete kent dat het toezicht op de zorg voor de archiefbescheiden van, bijvoorbeeld, het Centraal Laboratorium voor onderzoek van voorwerpen van kunst en we tenschap, blijft berusten bij de algemene rijksarchivaris, maar dat de in de hier besproken beschikking bedoelde aanwijzingen inzake het beheer uitgaan van de rijksarchivaris in de provincie Noord-Holland. Het voorschrift in artikel 2, onder a, dat de nog niet naar een rijksarchief bewaarplaats overgebrachte bescheiden worden beheerd door de directeur van de desbetreffende rijksinstelling dan wel een door hem aangewezen onder geschikte ambtenaar, verwacht men eerder in de regeling bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Koninklijk besluit algemene secretarie-aangelegenheden 325 324

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 19