die gemeente gevormde archief. Aan de behoefte van de gemeente waaraan het gebied overgaat om (tijdelijk) te beschikken over de archiefbescheiden uit sluitend betrekking hebbend op overgaand gebied, kan door de in artikel 42, tweede lid, voorgeschreven terbeschikkingstelling worden voldaan. Mocht deze terbeschikkingstelling moeten voortduren ook nadat de bescheiden vijftig jaar oud zijn geworden en dus voor overbrenging naar de archiefbewaarplaats van de oude gemeente in aanmerking komen, dan kan, volgens de Archiefraad, opschorting van die overbrenging worden overwogen. Het gaat bij terbeschikkingstelling niet om de in artikel 2 van de Archiefwet en de artikelen 8-10 van het Archiefbesluit bedoelde vervreemding: artikel 10 van het Archiefbesluit is niet rechtstreeks, maar door bijzondere wetsbepaling van toepassing op het in artikel 42, tweede lid, van de Wet algemene regelen gemeentelijke indeling bedoelde geval. Een overeenkomstige bepaling als artikel 42, tweede lid, van de Wet alge mene regelen gemeentelijke indeling is opgenomen in artikel 38, tweede lid, van de wet van 27 juni 1985, Stb. 360 tot instelling van een provincie Flevo land -terbeschikkingstelling van archiefbescheiden van de provincie Over ijssel, uitsluitend betrekking hebbend op overgaand gebied, en archiefbeschei den van de provincie Gelderland, betrekking hebbend op de taken van het bestuur van de provincie die tot de datum van instelling van de provincie Fle voland worden uitgeoefend door het provinciaal bestuur van Gelderland. Voor de hier bedoelde overgang van archiefbescheiden naar een rechts opvolger gebruikt de Archiefraad in zijn advies nummer 114 (en in advies num mer 60'4) de term terbeschikkingstelling. Deze term is onder meer gebruikt in artikel 23 van het Koninklijk Besluit algemene secretarie-aangelegenheden rijks administratie, in het Koninklijk besluit van 18 april 1983, Stb. 283, houdende regeling van de zorg voor het archief van het voormalige Ministerie van Volks gezondheid en Milieuhygiëne en in artikel 10 van de Postbankwet (wet van 11 september 1985, Stb. 510), dat de terbeschikkingstelling aan de Postbank nv van de archiefbescheiden van de Postcheque- en Girodienst en de Rijkspost spaarbank regelt. 7 Vervreemding In 1982 deed zich de vraag voor of de artikelen 8 en 9 van het Archiefbesluit van toepassing zijn in het geval een overheidsorgaan uitvoering geeft aan arti kel 3 van de wet, bijvoorbeeld wanneer de beheerder van een rijksarchiefbe waarplaats daarin berustende gemeentelijke archiefbescheiden overdraagt aan de beheerder van de betreffende gemeentelijke archiefbewaarplaats.15 Het Landelijk overleg van provinciale archiefinspecteurs stelde voor om in artikel 8, tweede lid, en artikel 9 de zinsnede 'ter uitvoering van een in enige wet neer gelegd voorschrift' aan te vullen met 'artikel 3 van de wet hieronder niet be grepen'. De Archiefraad was het met dit voorstel eens. De minister echter nam het voorstel met over. Hij achtte de kans op misbruik van artikel 3 van de wet niet reëel aanwezig, omdat hierin gedoeld wordt op archiefbescheiden die zich ten onrechte onder een overheidsorgaan bevinden. Bij vervreemding gaat het, vol gens de minister, om stukken die zich terecht op een bepaalde plaats bevinden. 320 Het is de vraag of hiermee een juist onderscheid is aangebracht. Uit de artike len 8-10 van het Archiefbesluit valt niet op te maken dat deze beperkt zouden zijn tot archiefbescheiden die zich terecht op een bepaalde plaats bevinden. Dat de kans op misbruik van artikel 3 van de wet niet erg groot is, komt omdat het daarbij (zoals in de memorie van toelichting verwoord16) gaat om toepas sing van een basisbeginsel van de archivistiek, namelijk het herkomstbeginsel (thans vervat in het structuurbeginsel en het bestemmingsbeginsel). Verwacht mag worden dat de beheerder van een archiefbewaarplaats deze beginselen juist toepast. Een tweede waarborg is gelegen in het feit dat toepassing van artikel 3 van de wet alleen vervreemding aan een ander overheidsorgaan tot gevolg heeft; de vervreemde archiefbescheiden blijven dus onderworpen aan de wet telijke regels inzake zorg, beheer en toezicht. De voorstanders van de eerder genoemde wijziging van de artikelen 8 en 9 stelden zich terecht op het standpunt dat vervreemding ingevolge artikel 3 van de wet, een vervreemding 'ter uitvoering van een in enige wet neergelegd voor schrift' is. Zolang dus de voorgestelde beperking niet in het Archiefbesluit is opgenomen, behoeft de beheerder van een rijksarchiefbewaarplaats voor de toepassing van artikel 3 van de wet geen bijzondere machtiging, maar moet wel de in artikel 10 van het Archiefbesluit bedoelde verklaring worden opge maakt. Voor vervreemding ingevolge artikel 3 van de wet van niet in een rijksar chiefbewaarplaats berustende archiefbescheiden is een besluit vereist van de gene die de zorg voor die archiefbescheiden draagt. Toepassing van hetgeen in artikel 3, vierde lid, van het Archiefbesluit is voorgeschreven, is in dit geval niet vereist. Wel is ook hier de in artikel 10 bedoelde verklaring vereist. 8 Weigering raadpleging archiefbescheiden Artikel 22 van het Archiefbesluit geeft de beheerder van een archiefbewaar plaats de bevoegdheid een verzoek tot raadpleging of gebruik van archiefbe scheiden af te wijzen, indien naar zijn oordeel de toestand van de archiefbe scheiden zich daartegen verzet of deze aan de verzoeker niet veilig kunnen worden toevertrouwd. De Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld18 dat aan de beheerder enige tijd gegund moet worden om te bezien of de toestand, waarop artikel 22, eerste lid, doelt, zich voordoet. 'Zulks geldt zowel de materiële staat waarin de desbetreffende bescheiden zich bevinden, als de bereikbaarheid van de bescheiden.' De in het onderhavige geval toegepaste termijn van twee da gen voor het opzoeken, onderzoeken en vervolgens zo mogelijk klaarleggen van de gevraagde archiefbescheiden, oordeelde de Afdeling rechtspraak niet onevenredig lang. Voor het oordeel van een beheerder, dat archiefbescheiden niet veilig aan een verzoeker kunnen worden toevertrouwd, kan aanleiding zijn, als eerstge noemde ernstige redenen heeft te vrezen, dat de verzoeker de bescheiden zal beschadigen of zoek maken. Zo wees de beheerder van de algemene rijksar chiefbewaarplaats een verzoek tot raadpleging af van een onderzoeker, van wie vaststond dat hij uit het archief van het ministerie van Buitenlandse Zaken te Brussel doorslagen van een aantal documenten had meegenomen zonder de 321

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 17