fb»i 15 14 De haard op de kamer van de Algemeen Rijksarchivaris met het opschrift'In Omni Re Vincit Imitationem Veritas' - 'In iedere zaak overwint de waarheid de schijn'. 15 De Leeszaal met tegen de troggewelven afwisselend de hoofdletters W en H, stralende zonnetjes, speurende ogen en schrijvende handen. 3 Evaluatie We hebben Van Lokhorsts Algemeen Rijksarchief geschetst als een kwalita tief hoogwaardig produkt van de rijksbouwkunst uit de tweede helft van de vorige eeuw. Dit geldt niet alleen de wijze van planning en ontwerpen volgens de regels van het rationele annex schilderachtige bouwen, maar ook voor de iconologische en iconografische invulling van het objectieve expressionisme van het gebouw. Dat binnen dit stramien niet meer tot stand gebracht is dan een afschaduwing van Cuypers, lijkt ons een miskenning van Van Lokhorsts capaciteiten. Eerder zouden wij hem willen typeren als een man, die in dezelf de tijd als Berlage zich wellicht gesteund wetend door Cuypers' waardering voor deze architect - streefde naar versobering en vereenvoudiging van de bouw kunst. De reductie van historiserende decoraties aan buitenzijde tot een mini mum dat kon volstaan om de 'boodschap' van het gebouw uit te dragen, wijst onzes inziens in die richting. Een vergelijking met het oeuvre van zijn leer meester, Cuypers, en zijn collega, Peters, maar ook met zijn eigen vroegere werk, laat zien dat hij binnen het strakke decorum of idioom van de rijksbouw kunst vereenvoudiging rigoreus heeft doorgezet. Weliswaar draagt dit bij aan het gewraakte strenge en ietwat sombere karakter van het gebouw maar dit zou nog een uiting kunnen zijn van het pleasing gloom, dat - nauw verbonden met de schilderachtige esthetica-ook door Berlage volop beleden werd.57 308 Doordat de kunstgeschiedschrijving de Beurs van Berlage heeft uitgeroepen tot 'begin' van de moderne architectuur, is het werk van architecten als Van Lokhorst - volgens de periodiserende stijlkritiek tussen neogotiek en nieuwe kunst - onbedoeld sterk in de schaduw komen te staan. Ten onrechte, temeer daar Van Lokhorst de voorbeeldfunctie van de rijksbouwkunst in de herle ving van de architectuur op even persoonlijke als onmiskenbare wijze heeft uitgedragen. Voor hem geldt wat Bock in een recente analyse van Cuypers, Berlage en De Stijl zo treffend formuleerde: 'het is heel goed mogelijk dat er binnen een traditioneel kader vormen en ontwerp-concepten kunnen worden bedacht, die anticiperen op ontwikkelingen die pas in een volstrekt nieuw ka der tot bloei kunnen komen.' Met name de manier waarop Van Lokhorst in navolging van Cuypers de factor beweging via de parallax uitbuit, tekent hem als een modern, eigentijds architect.58 Anderszins geldt dat zijn assimilatie van Berlages vernieuwingen of accentverschuivingen met de erfenis van Cuypers op een moment dat de Beurs nog maar nauwelijks uit de steigers is. Een voor die tijd zeer vooruitstrevende houding. Zowel in depot- als in hoofdgebouw kan Van Lokhorst dan ook gezien worden als een persoonlijkheid, die het être- de-son-temps volop waarmaakte. De grove vertekening door het gebruik van stereotiepen bij de beoordeling van monumentaal erfgoed mag hiermee dui delijk zijn. Wij zouden daarom dit artikel willen beëindigen met een karakte risering van Van Lokhorst door De Stuers, die allerminst geflatteerd opgevat behoeft te worden: 'Zonder in deze rubriek (van de officiële leerlingen van Cuypers) te behoo- ren, moet ook de Rijksbouwkundige bij het Departement van Binnenlandse Zaken J. van Lokhorst hier genoemd worden, omdat deze intelligente man, door de aandacht welke hij aan den adviezen van den meester schonk, zich in diens richting ontwikkeld heeft tot een der beste architecten van ons land.'59 Noten in iedere zaak overwint de waarheid de schijn: opschrift op de haard in de kamer van de Al gemeen Rijksarchivaris. Drs. A. J. C. van Leeuwen en drs. B. C. M. ba rones van Hövell tot Westerflier-van Hellen- berg Hubar zijn kunsthistorici - de laatste heeft tevens het diploma hoger archiefambtenaar-en respectievelijk voorzitter en secretaris van het Cuypers Genootschap, vereniging tot behoud van 19de en vroeg-20.s7e- eeuws cultuurgoed in Nederland. Deze vereni ging ging augustus 1986 op grond van artikel 26 van de Monumentenwet tevergeefs tegen de sloopvergunning voor het depotgebouw in be roep bij de Kroon. Nu door bezuinigingen bij de Rijksgebouwendienst de afbraak van het pand van de baan lijkt te zijn, zou plaatsing van het integrale complex op de monumentenlijst wellicht wederom op ver zoek van de van - opnieuw overwogen kunnen worden. Het genootschap houdt zich aanbevo len voor actuele gegevens over aanverwante ge bouwen (adres: Burgemeester Minkenberglaan 11, 6109 Al Ohé en Laak (04755-1794)). Bovenstaand exposé vormt een aan de actuali teit en aan nieuwe bevindingen aangepaste ver sie van het gelijknamige artikel in De Sluitsteen, bulletin van het Cuypers Genoot schap 3 (1987), 7-21, waar het de ondertitel draagt: 'Het roemloze einde van het voormalig Rijksarchief te 's-Gravenhage'. De aanvullin gen betreffen vooral het gedeelte over het 'Ob jectief expressionisme'. Een voorpublicatie van dezelfde auteurs, getiteld: 'Van topmonument tot 'objet trouvé', het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage gereduceerd tot doorsnede op ware grootte', verscheen in het Bulletin van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond 86 (1987), 30-38. Een grondige monogra fie over dit complex zal te zijner tijd zeker moeten verschijnen. 1 F.c. j. ketelaar, Oude zakelijke rechten, vroe ger, nu en in de toekomstLeiden-Zwolle 1978. 2 Missive van de voorzitter van kamer x van de Afdeling voor de geschillen van bestuur van de Raad van State aan het Cuypers Genootschap, van 22 september 1986, nr. GlO.86.0024.bz593.86. Missives van wvc aan respectievelijk het Cuy- 309

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1988 | | pagina 11