Eind 1985 werd er een eindredaktie gevormd, bestaand uit Mieke Meiboom, medewerkster van het Rijksarchief in Zuid-Holland, Peter Jan Margry, toen stagiaire bij ditzelfde Rijksarchief, en mijzelf als projectmedewerker op tijde lijke basis. Als eindredaktie zagen wij ons voor de taak gesteld om de inventa rissen van de gewestelijke besturen tot 1807 voor definitieve uitgave gereed te maken. De oorspronkelijke opzet was om de archieven tot 1813 te inventarise ren. Besloten werd om hiervan af te wijken op grond van de praktische over weging dat het anders te lang zou duren voordat de inventarissen zouden kun nen worden gebruikt. De belangstelling in de historische wereld voor de Bataafs-Franse Tijd is aanzienlijk en zal mede met het oog op de toekomstige herdenkingen alleen nog maar toenemen. Het was dus zaak om al een qantal inventarissen gebruiksklaar te maken. Bij de redaktionele werkzaamheden zagen wij ons geconfronteerd met het probleem dat het ging om zogenaamde examen-inventarissen, die voor dat ze konden worden gebruikt, nog de nodige bewerkingen moesten ondergaan. Want het ging hierbij om puur individuele werkstukken, waardoor grote onderlinge verschillen konden optreden in de indeling van de inventarissen, zowel in de rubrieken als in de beschrijvingen. Om een enkel voorbeeld te noemen: waar de ene inventarisator een rubriek als 'Handel en Nijverheid' betitelde, duidde een andere deze aan met 'Economische Zaken'. Daarnaast kwam het voor dat identieke registers onder verschillende rubrieken werden geplaatst. Voorbeeld zijn de predikantsboeken, waarin bijgehouden werd welke traktementen de predikanten van staatswege betaald kregen. De één plaatste deze registers on der 'Kerkelijke Zaken', de ander die meer oog had voor het financiële aspekt, gaf er de voorkeur aan deze onder de rubriek 'Financiën' te plaatsen. En zo kon het ook gebeuren dat de al eerder genoemde registers uit de ar chieven van de Staten van Holland verschillende beschrijvingen meekregen, waarvan de lengte nogal kon variëren, van uiterst beknopt tot zeer breedvoe rig. Om tot bruikbare inventarissen te komen, was het dus van belang om con sequent de indeling van de inventarissen en de beschrijvingen te stroomlijnen. In een aantal gevallen moesten er nieuwe beschrijvingen aan worden toege voegd. Het ging hierbij om die stukken, die naar andere archieven waren af gedwaald en die door de stagiaires, in de beperkte tijd die hun ter beschikking stond, niet in hun inventarissen waren opgenomen. Bovendien moesten de af zonderlijke inleidingen opnieuw worden geredigeerd. Er waren nogal wat tekst doublures, gevolg van het feit dat een enkele inventarisator de neiging vertoonde om in het beschrijven van de geschiedenis van zijn bestuur terug te gaan naar dat cruciale jaar 1795, toen de revolutionaire ontwikkelingen een aanvang na men. Daarnaast moesten de inleidingen inhoudelijk op elkaar worden af gestemd, omdat de ene inventarisator bijvoorbeeld meer aandacht had geschon ken aan de archiefvorming, terwijl de ander zich vooral had gericht op de samenstelling van de bestuurscolleges. Voorts moesten er tekstgedeelten wor den overgeheveld naar een door de eindredaktie samen te stellen algemene in leiding. Naast het vervaardigen van lijsten van bestuurders, concordanties en een algemene index, probeerde de eindredaktie de gebruiksvriendelijkheid om deze modeterm maar eens te gebruiken van de inventarissen te verhogen door er organisatieschema's en trefwoordenlijsten aan toe te voegen. En op die tref- 286 woordenlijsten zou ik iets dieper willen ingaan. Het belangrijkste onderdeel van deze archieven wordt gevormd door de resoluties of de besluiten van het bestuur, die echter door hun aard niet goed omschreven zijn. Om dit manco enigszins te ondervangen, zijn er trefwoordenlijsten gemaakt, die een zeker beeld geven van de bemoeienissen van een bestuur. We hebben deze lijsten sa mengesteld op basis van de onderwerpen, die in de repertoria op de resoluties voorkomen. Men moet het aanleggen van deze lijsten zien als een poging om reeds in de inventaris een seriematig archief wat meer toegankelijk te maken. Voor het direkte archiefonderzoek vormen de repertoria zelf uiteraard een uit stekend instrument. Als eindredaktie moesten wij ons ook buigen over het probleem van de com missies. Er lieten zich bij de gewestelijke besturen twee soorten commissies on derscheiden, waaraan allerlei bestuurstaken waren gedelegeerd, zoals de zorg en het toezicht op de handel en nijverheid, de financiën enzovoort. Er waren commissies, die deel uitmaakten van het bestuur dat ze in het leven had geroe pen en die in de loop der tijd een ontwikkeling doormaakten van grote zelfstan digheid naar pure ondergeschiktheid in het uitvoeren van de hun opgelegde taken. Daarnaast waren er commissies, die autonoom naast de besturen ope reerden. Voor hun taken, zoals de dijkbewaking, de gewapende burgermacht, stonden zij vanaf 1798 onder direkt toezicht van de nationale overheid. Nu zijn de archieven van de zelfstandige commissies voor een groot deel in de loop der tijd losgeraakt van de gewestelijke bestuursarchieven. Sommige van deze bestanden berustten als zelfstandige eenheid in het depot van het Rijks archief van Zuid-Holland. Het archief van de Commissie tot de Zaaken van de voc was zelfs terechtgekomen bij de Eerste Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. Dit Commissiearchief, dat geïnventariseerd werd door een me dewerker van de Eerste Afdeling, Theo Thomassen, is volgens afspraak in de inventaris van de gewestelijke besturen opgenomen. De verschillende posities van de afhankelijke en zelfstandige commissies zijn in de inventarissen als volgt tot uitdrukking gebracht. De aan het bestuur on derhorige commissies zijn in de rubrieken bij het archief van hun bestuur ge plaatst; de autonome commissies hebben een plaats gekregen achter de archie ven van de gewestelijke besturen, waarmee als het ware hun zelfstandige positie onderstreept wordt. Tenslotte zou ik nog een enkele opmerking willen maken over de onvoor ziene problemen, waarmee de eindredaktie in het kader van het uniformeren van de inventarissen te maken heeft gehad. Om een voorbeeld te geven: als men onderling afspreekt om naamlijsten van bestuurders te maken, omdat het de gebruikswaarde van de inventarissen verhoogt, dan is dat vrij simpel uit voerbaar als het gaat om een bestuur van bijvoorbeeld 15 man, maar een uiterst tijdrovende bezigheid als het een bestuur betreft dat uit letterlijk honderden leden blijkt te hebben bestaan. Honderden leden, van wie afzonderlijk de naam achterhaald moest worden. Pregnant voorbeeld vormen de Provisionele Re presentanten van het Volk van Holland uit 1795 - een overgangsbestuur dat in zijn korte bestaan een groot verloop van afgevaardigden kende. De karak teristiek 'bestuurlijke duiventil' lijkt hier nog het meest op haar plaats, want in die korte tijd blijken meer dan 350 bestuurders de vergaderzaal van de Re presentanten van binnen te hebben gezien. 287

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 45