zullen zij van de archivarissen gedetailleerde informatie verwachten. Het is goed
dat men van archiefkant op die vraag, min of meer bewust, heeft geanticipeerd
door inventarisatie of herinventarisatie van de archieven van de Bataafse en
Franse tijd.
Zolang nog niet alle historische onderzoekers zijn aangewezen op de centra
le geschiedkundige computer van Big Brother mogen we blij zijn dat nog vele
inventarissen worden gepubliceerd en verkrijgbaar gesteld. Mij stemt dat in
ieder geval dankbaar, ook al is de druktechniek tegenwoordig niet meer wat
ze was in de tijd van de vroa.
Grosso modo strekken de archieven van Bataafs-Franse tijd zich uit over
de jaren 1795 (of 1794) tot 1813. Op landelijk niveau zijn de overheidsarchie
ven ondergebracht in de series Wetgevende Colleges, Staatsraad, Uitvoerend
en Staatsbewind, Raadpensionaris, Staatssecretaris Lodewijk Napoleon, Prins
Stedehouder en de bijbehorende ministeries. Het zijn rijke archiefseries die
aanvulling behoeven met materiaal dat in Parijs wordt bewaard. Het lokale
échelon-hoe interessant ook-is thans niet aan de orde. Vandaag staat het
provinciaal niveau centraal, ter gelegenheid van de verschijning van de desbe
treffende inventaris der archieven van 'Holland', voorzover aanwezig op het
Rijksarchief in Zuid-Holland. De officiële term luidt 'Gewestelijke Besturen
sinds 1795' - een saai etiket waarachter echter uiterst opwindend materiaal schuil
gaat.
In die archieven vinden we de sporen van de worstelstrijd om het nieuwe
republikeinse staatsbestel. Ik behoef u de details daarvan niet te geven. De stan
denvergaderingen werden afgeschaft. Het 'volk' - wat men daar dan ook on
der mocht verstaan - diende vertegenwoordigd te worden. De Provisionele Re-
presanten van het Volk wachtten op legitimering van hun machtsgreep. Het
kiesrecht moest uitgewerkt worden; coöptatie was natuurlijk uit den, aristo-
cratischen, boze. De staat diende op nieuwe constitutionele leest geschoeid te
worden - maar onder welke voorwaarden? Waar zouden de machtsaccenten
liggen? Door de lokale en regionale oorsprong van de bestuurswisseling was
het federalisme als het ware gegeven. De greep vanuit één centrum ontbrak
vooralsnog. De Staten-Generaal functioneerden nog ruim een jaar. Een ge
westelijk gekozen Nationale Vergadering kon pas bijeenkomen na het bezwe
ren van enkele secessie-dreigingen. Onder de Representanten van 1796 en 1797
vond men dezelfde tegenstrijdige stromingen die al op gewestelijk niveau uni
ficatie en centralisatie verhinderden.
Nuchter beschouwd is men er uiteindelijk toch wel vlot in geslaagd die eerste
Staatsregeling door te voeren, waarvan de politieke voorbereiding ons thans
eindelijk precies voor ogen komt dankzij de bronnenedities van De Gou. De
eeuwenoude provinciale souvereiniteit werd definitief vernietigd en de een
heidsstaat gevestigd. Allerlei maatregelen werden in het vooruitzicht gesteld
die de interne cohesie en integratie moesten bevorderen als tegenhanger van
de individualiserende maatregelen die intussen waren genomen - men denke
maar aan de verklaring van de rechten van de mens, de scheiding van kerk
en staat, de verlening van het burgerrecht aan de joden, het individuele kies
recht, de afschaffing van de gilden. Eén van de belangrijkste middelen die de
integratie moesten bevorderen, is ongetwijfeld de rechtscodificatie geweest:
er zouden nationale wetboeken worden vervaardigd.
282
De definitieve staatsvorm liet intussen op zich wachten. Krachten binnenuit
en van buitenaf verhinderden het vinden van een rustpunt. De nieuwe consti
tutie van 1801 leek een zekere mate van decentralisatie en een toenemende ge
westelijke autonomie te impliceren - de anti-traditionele 'departementen' wer
den weer opgeheven -maar het antidemocratische, oligarchische karakter van
die grondwet is toch eigenlijk een veel fundamenteler trek in het licht van de
erop volgende stappen naar een eenhoofdige bestuur: Raadpensionaris in 1805,
monarch in 1806.
Zijn al die zojuist genoemde jaartallen even zovele administratieve cesuren
die de archivaris tot bakens kunnen dienen tijdens zijn inventarisatie-tocht?
Elk historisch periodiseren is een hachelijke, maar even onvermijdelijke on
derneming. Neemt u het jaar 1795 maar. Schama stelt zich in zijn bekende boek
over de Patriottentijd herhaaldelijk de vraag: 'is er een Nederlandse revolutie
geweest?'2 Het antwoord luidt impliciet bevestigend maar de situering in de
tijd blijft vaag. Geen wonder, want evenmin als in Frankrijk kunnen we in
ons land spreken van een absoluut radicale revolutie in een kort bestek. Eer
der is ook hier sprake geweest van een revolutionair proces met diverse, meer
of minder diepsnijdende cesuren als markeringspunten. Wanneer is de revolu
tie op haar hoogtepunt? Het antwoord kan slechts na een wegingsproces tot
standkomen.
De gewestelijke eigenaardigheden geven-naar het mij voorkomt-de
doorslag bij het antwoord dat de archivaris geeft. Drie voorbeelden mogen
dit toelichten. Formsma formuleert het ten aanzien van Groningen bondig:
'De revolutie van 1795 bracht aanvankelijk, behalve wat de wijze van verkie
zing betreft, meer verandering in naam dan in wezen.'3 Hij legt de grens bij
1798 en hij kan zich gesteund weten door de staatsrechtsgeleerde Van der Pot.4
De inleider van de overeenkomstige inventaris van Gelderland wijst op gro
te constitutionele veranderingen in 1795: afschaffing van de Ridderschap, her
vorming van het kiesstelsel, verklaring van de rechten van de mens, proclama
tie van de souvereiniteit van het Volk, stappen in de richting van scheiding der
machten. Daar wordt gewikt en gewogen, en tenslotte geoordeeld: 'Bestuur
lijk betekende de ommekeer in 1795 al met al nog geen breuk met het oude
systeem. Dat zou eerst in 1798 (29 januari) gebeuren, toen door toedoen van
de radicale Unitarissen in de Nationale Vergadering de gewestelijke en kwar-
tierlijke souvereiniteit werd afgeschaft.' Wat zijn daarvan de gevolgen voor
de archiefvorming? 'De jaren 1795 en 1813 zijn geen scherpe cesuren. De con
tinuïteit in bestuur en archiefvorming, waarvan in die jaren in zekere opzich
ten (mijn cursivering) sprake is, houdt in dat er ook banden zijn met archieven
van voorgaande en opvolgende instellingen.' Toch heeft men in die voorbeel
dige Gelderse inventaris de cesuur van 1795 de doorslag laten geven.5
Vergelijkbare geluiden zijn te beluisteren in het piece de résistance van van
daag, de Hollandse inventaris. Gezien de continuïteit in archiefvorming wordt
ook hier, enigszins polemiserend, opgemerkt: '...dat het jaar 1795 in politiek
en bestuurlijk, maar ook in administratief opzicht niet zo'n duidelijke caesuur
is als wel wordt aangenomen' (i, 39). We vinden op allerlei plaatsen blijken
van die continuïteit. Niet alleen waar men administratieve gewoonten voort
zet en in de onder handen zijnde registers rustig voorschrijft, maar ook waar
de nieuwe machthebbers hun wankele legitimiteit trachten te schragen door
283