verschijnen veel van dergelijke artikelen). Hetzelfde geldt ook voor bijdragen
die bijvoorbeeld in De Ingenieur zijn verschenen en vaak ook bedrijfshistori-
sche gegevens bevatten (soms zijn dat de enige gepubliceerde gegevens). Ge
lukkig gaat het om een eerste proeve en volgens de wet van Parkinson zal on
getwijfeld uitbreiding en verdieping van de inhoud volgen en bovendien telt
dit naslagwerk nog altijd ruim 2500 titelbeschrijvingen.
De beschrijvingen zijn gerangschikt volgens een decimaal classificatiesche
ma van bedrijfstakken. Twee nadere indices, op bedrijfsnamen en trefwoor
den, vergemakkelijken het zoeken. Een register op auteursnamen ontbreekt,
maar op die ingang kan rechtstreeks in de computer gezocht worden. Via de
computer kunnen postcoördinatieve combinaties van zoekkenmerken gereali
seerd worden. Helaas is het niet mogelijk, zowel in de publikatie als in de com
puter om op geografische namen te zoeken en dat vind ik voor regionaal en
lokaal-historisch onderzoek toch wel een gemis.
De samenstellers tonen zich bewust van de onvolledigheid van hun biblio
grafie en vragen dringend om aanvulling. Daarom wil ik hen niet hard vallen
over de ook door mij steeksproefgewijze geconstateerde lacunes. Eén opmer
king wil ik echter niet achterwege laten. Voor zover ik uit de lijst van Den
Teuling3 en latere inventarissen heb kunnen constateren, zijn inventarissen van
bedrijfsarchieven niet of nauwelijks vermeld.4 Het criterium voor het dan wel
opnemen van de inventaris van Rozemond (De Grauwe Hengst, blz. 49) ont
gaat mij. Vooral voor de historici, aspirant-raadplegers van de bedrijfsarchie
ven is dit een nadeel; tenslotte zijn de archievenoverzichten verouderd. Bo
vendien bevatten de literatuurlijsten van veel inventarissen welkome
aanvullingen voor deze bibliografie.
Tenslotte niets dan dank voor het pionierswerk van de samenstellers. Elk
begin is onvolkomen, maar in dit geval meer dan één stap in een goede rich
ting. Iedere archiefdienst die bedrijfsarchieven beheert, behoort deze uitgave
aan te schaffen.
H. B. N. B. Adam
Noten
1 Het Centrum (telefoonnummer 010-4087755)
geeft sinds 1986 ook de Cahiers voor bedrijfs
geschiedenis uit. Instellingen en particulieren
kunnen zich als begunstiger aanmelden en ont
vangen dan de publikaties.
2 Rubriek vn 'Economische en Sociale geschiede
nis' van het Repertorium van Brok-ten Broek-
Bos is ook niet volledig, maar raadpleging
daarvan blijft voorlopig nodig.
3 a. j.m. den teuling, 'Het inventariseren van
bedrijfsarchieven in het bijzonder productiebe
drijven' in Nederlands Archievenblad lxxxviii
(1984) 30-32.
4 In rubriek 01 worden onder andere de over-
zichtspublikaties van De Booy en Den Otter
genoemd.
274
Recht, geschiedenis en samenleving in zestig portretten
t. j. veen en p. c. kop (ed.), Zestig juristen. Bijdragen tot een beeld van de ge
schiedenis der Nederlandse rechtswetenschap. Tjeenk Willink, Zwolle 1987.
Uitgave ter gelegenheid van het zestigjarig jubileum van het Nederlands Ju
ristenblad. ISBN 90 271 2483 3, ƒ75,—- (excl. verzendkosten).
Reeds eerder kon ik bij een bespreking van het Gedenkboek honderd jaar Wet
boek van Strafrecht erop wijzen dat rechtshistorische publikaties voor archi
varissen en historici ook van belang en interessant zijn.1 Die opmerking mag
voor deze jubileumuitgave van het Nederlands Juristenblad met nadruk her
haald worden. Juristen treft men niet alleen in juridische beroepen aan, dat
is een bekend feit, en juist dat maakt de kennisname van deze zestig biogra
fieën zo boeiend. De in de traditionele Nederlandse geschiedschrijving onbe
minde Viglius ab Aytta is daar met zijn vele jurische, politieke, diplomatieke
en bestuurlijke functies reeds een vroeg voorbeeld van. Een meer recent voor
beeld vormt de carrière van A. A. H. Struycken (1873-1923), advocaat, hoog
leraar, lid van de Raad van State en regeringsadviseur.
De beoefening van de rechtswetenschap gaf echter ook vaak aanleiding tot
moreel-filosofische, sociale, politieke en commerciële activiteiten. Gerard Noodt
(1647-1725) pleitte voor godsdienstvrijheid, voor de souvereine rechten van
het volk, tegen tortuur en bijbels renteverbod en het bijbels verbod van huwe
lijk tussen aangetrouwden. Zijn rede over de souvereiniteit uit 1699 werd mid
den in de patriottentijd (1784) opnieuw uitgebracht. Frederick Adolf van der
Marck (1719-1800) verwierp als hoogleraar in Groningen de toepassing van
het Romeinse recht. Indien het vaderlandse recht tekort schoot, moest het na
tuurrecht te hulp worden geroepen. Uit dat natuurrecht vloeide tolerantie en
theologische onrechtzinnigheid voort en dat leidde tot zijn ontslag in 1773.
W. L. P. A. Molengraaff (1858-1931) legde in 1917 een professoraat in Utrecht
neer om commissaris bij de Rotterdamse Bankvereniging te worden en in 1918
richtte hij de Vereniging Handelsrecht op. Molengraaff werd regeringscom
missaris voor de behandeling van het nieuwe zeerecht en zijn arbeid leidde in
1924 tot de Wet op het zeerecht. J. H. A. Logemann (1892-1969) werd na een
studie Indologie bestuursambtenaar in Nederlands-Indië, hoogleraar te Bata
via en minister van Overzeese gebiedsdelen. Zijn lidmaatschap van de Stuw-
groep zal zijn politieke denken ook toen beïnvloed hebben.
Zo kan ik nog enige tijd doorgaan. In de zestig levensbeschrijvingen komen
coryfeëen als Hugo de Groot, Simon van Slingelandt, Joan Melchior Kemper,
Tobias Michaël Carel Asser, Meyers, Thorbecke, Oppenheim, De Savornin
Lohman, Van der Pot, Van Vollenhoven, Van Oven, Oud, Telders etc. na
tuurlijk voor. Gelukkig blijft het boek niet tot een galerij van prominenten
beperkt. Vanuit de nadruk op de betekenis voor de ontwikkeling van de rechts
wetenschap is een goede diversificatie tot stand gekomen, waarbij ik overigens
geen juristen tegenkwam die archivaris zijn geworden. Vele ontwikkelingen
op het gebied van bestuursrecht, bestuurlijke organisatie, op politiek, sociaal
en economisch terrein zijn beter te begrijpen als men kennis neemt van de ge
dachten van hun instigatoren en aan de wieg van die ontwikkelingen stonden
heel vaak juristen.
275