Bespreking van inventarissen Inventarisatie van bedrijfsarchieven, een nieuwe lichting? s.j.m. houten, Archief van de n.v. Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J. J. Beijnes, 1838-1963 (1969). Inventarisreeks nr. 39 Rijksarchief in Noord-Holland, Haarlem 1985. A. l. M. van zeeland, Inventaris van de archieven van de Textielververijen 'De Koningshoeven' n.v. v/h de Coöperatieve Ververijen van Tilburgsche fabri kanten van wollen stoffen u.A. 1918-1985. Archiefinventarissen nr. 2, Gemeen tearchief Tilburg 1986. H. p. j. e. merkelbach, Inventaris van het archief van de Wolspinnerij 'Pieter van Dooren N.v.', 1827-1968. Archiefinventarissen nr. 3. Gemeentearchief Til burg 1986.* De laatste studiedag over inventarisatie van bedrijfsarchieven werd op 15 maart 1983 in Utrecht gehouden.1 De uitwerking van de inleidingen werd in 1984 ge publiceerd.2 Met ingang van het cursusjaar 1983-1984 begon ik met ondersteu nende lessen voor de financiële administratie en bedrijfsvormen aan de Rijks Archiefschool.3 Het ligt voor de hand om nu vier jaar later eens te bekijken of daarvan enige invloed merkbaar is. Dat de termijn van vier jaar na dato nogal kort is, bleek mij echter zeer snel. De twee eerstgenoemde inventarissen zijn namelijk in de periode 1981-1983 vervaardigd; alleen Merkelbach heeft mijn lessen gevolgd en kon beschikken over de tekst van de inleidingen. Dit onder scheid maakt een vergelijking, zoals blijken zal, juist interessanter. Historische gedeelte van de inleiding In het schema op bladzijde 8 van mijn artikel uit 19842 heb ik aangegeven welke gegevens over de bedrijfsvorm, bedrijfsfuncties en bedrijfsmiddelen es sentieel zijn. In de inleiding van de drie inventarissen verwacht ik die informa tie dan ook aan te treffen, evenals de belangrijke historische bedrijfsgebeurte- nissen, die bij voorkeur in een bredere context zijn geplaatst. Houten heeft daarin op voortreffelijke wijze voorzien en alle gegevens bovendien overzich telijk gesplitst in twee hoofdstukken 'Geschiedenis van het bedrijf' en 'Orga nisatie en structuur van het bedrijf'.4 Merkelbachs inleiding beantwoordt qua inhoud ook aan deze kwaliteitseisen, maar hij vermeldt nauwelijks iets over de organisatie en structuur. Volgens hem was het bedrijf 'Pieter van Dooren' aan vankelijk een firma, maar wie waren dan de firmanten? Ondanks het feit dat het oudste archief voor een belangrijk deel verloren is gegaan, had onderzoek in bijvoorbeeld notariële archieven die informatie wellicht wel kunnen opleve ren.5 Van Zeelands inleiding bevat die essentiële gegevens ook, maar komt evenmin als Merkelbach toe aan details over de organisatie en structuur van de textielververijen. Zijn chronologische overzicht van uitgevoerde verfactivi- teiten (blz. 8 en 9) is zeer praktisch. Bij deze inventarisator mis ik overigens de bredere historische context, waardoor zijn bedrijfsgeschiedenis nogal eens anecdotisch is. In tegenstelling tot Houten en Merkelbach heeft hij nauwelijks literatuur geraadpleegd. Een lijst van vennoten, directeuren, bestuurders, commissarissen, leden, be drijfsleiders etc. met jaartallen is bij deze categorie inventarissen een noodza kelijk onderdeel van de inleiding. Alleen Houten geeft een beperkte opgave, terwijl Merkelbach volstaat met een overigens nuttige fragment-genealogie van het geslacht (niet familie!) Van Dooren. Den Teuling wees er al op dat verschillen in organisatie en taakstelling lei den tot verschillen in archiefvorming.6 Het ontbreken van deze informatie bij Van Zeeland en Merkelbach wreekt zich dan ook direct. De eerstgenoemde stelt bijvoorbeeld op bladzijde 9 van zijn inleiding dat bij de ordening de be drijfsstructuur als uitgangspunt is gekozen. Een loffelijk streven, maar welke structuur dan wel? Merkelbach signaleert op bladzijde 10 van zijn inleiding afdelingen binnen het archief die onderling goed gescheiden bewaard geble ven waren, maar even daarvoor stelt hij dat de afdelingen van zijn inventaris ontleend zijn aan de organisatorische opzet van de administratie en de vor ming van het archief. Ook hier klemt dan de vraag: welke organisatorische opzet? Inmiddels ben ik al aangekomen bij de geschiedenis van het archief en de histo rische archiefvorming. Dat bedrijfsarchieven vaak bij uitstek onvolledig zijn, is een triest gegeven en wordt ook bij deze drie archieven bevestigd. Een extra krachtsinspanning via raadpleging van andere bronnen en bijvoorbeeld per soonlijke interviews is dan nodig om in elk geval tot een zo volledig mogelijke reconstructie op papier te komen.5 Mentoren dienen hun adspirant- archivarissen op dit spoor te zetten, het is een goede vingeroefening. Van Zee land is voormalige functionarissen gaan opzoeken en vond zo 'belangrijke de len van het archief' terug en kon bij zijn inventarisatie profiteren van de ken nis van 'oud-werknemers'. Houten beperkte zich tot telefonische navraag. Merkelbach verbergt zijn summiere gegevens over de lotgevallen van het ar chief tussen details over de verantwoording van de inventarisatie, terwijl Houten en Van Zeeland daaraan een apart hoofdstuk wijden. De vermelding van de oude ordening is echter bij Merkelbach het volledigst, maar ook hij ontkomt niet aan vaagheden, zoals ik in de vorige alinea reeds aangaf. Geen van de drie inventarisatoren drukt zich exact uit in stelsels van ordening of vermenging, incompleetheid etc. daarvan. Over de materiële toestand van de archieven werd ik ook niets wijzer. Verantwoording van de inventarisatie De commissie functie-analyse van de lkgsa omschreef dat de verantwoor ding van de inventarisatie vooral de toegepaste methoden, verrichte ingrepen en keuze van de definitieve ordening dient te bevatten.7 Hieraan voeg ik voor 261

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 32