conservering en restauratie, bijkomende werkzaamheden huismeester- en bodewerkzaamheden depotwerkzaamheden schoonmaak verslaglegging. Een voordeel van deze indeling is dat, voorzover nodig, daarmee gemakkelijk gegevens kunnen worden gecombineerd. Wanneer bekend is hoeveel tijd in een jaar aan de voorbereiding van tentoonstellingen besteed is, kan eenvoudig wor den uitgerekend hoeveel de tentoonstellingen aan lonen hebben gekost. Ge combineerd met de gegevens betreffende uitgaven (bijvoorbeeld druk van ca talogi) en inkomsten (bijvoorbeeld verkoop van catalogi) wordt het mogelijk de totale kosten te benaderen. Een enkele perfectionist zal nog verder gaan en ook de kosten van de benutte ruimten, verzekeringen, eventuele bewaking en dergelijke toerekenen. Is de kostprijs van een tentoonstelling wellicht niet van belang, anders ligt het wanneer een keus gemaakt moet worden tussen het in eigen beheer verrichten van werkzaamheden of het uitbesteden daarvan. 2-3 Het omgaan met kengetallen Zeker is dat, wil het zinvol zijn überhaupt met kengetallen te gaan werken, we moeten beginnen met het standaardiseren van eenheden en meetmethoden en met het verzamelen van kengetallen per archiefdienst. Bovendien moeten we er op bedacht zijn dat dezelfde kengetallen dikwijls voor verschillende, soms ook oneigenlijke, doeleinden worden gebruikt. Wanneer we willen weten hoe veel zitplaatsen in een heringerichte studiezaal nodig zijn, aangenomen dat deze technisch gezien groot genoeg is, dan tellen we het aantal en de duur van de bezoeken, wellicht maken we ook een frequentietelling (op basis van: hoe laat komt een bezoeker en hoe lang blijft hij). Vervolgens concluderen we bijvoor beeld dat we in archief a met 10.000 bezoeken per jaar (250 dagen) aan 15, met een veiligheidsmarge 20, zitplaatsen voldoende hebben, want de onder zoekers blijven maar vijf minuten per bezoek en er zijn nooit meer dan 15 te gelijk. In een ander archief, B, geeft dezelfde meting aan dat er voor 10.000 bezoeken 60, met marge 70, zitplaatsen nodig zijn, want zij blijven gemiddeld vij f uur per bezoekmet niet meer dan 60 tegelij kVoor de bemensing per j aar van de eerste studiezaal is 1 menskracht (inclusief verlof en ziekte 1,2) voldoende, voor de tweede 3 (inclusief 3,6). Over de benodigde kennisniveaux praten we nu maar niet. Tot zover weten we, aannemende dat voor een zitplaats, inclu sief loopruimte, 3 m2 nodig is, dat studiezaal a 60 m* groot moet zijn en stu diezaal B 210 m2. De benodigde loonsom, gemiddeld ƒ60.000,per mens kracht, bedraagt voor a 72.000,en voor B ƒ216.000, Tot zover is alles duidelijk. Beide bouwteams, bestaande uit een architect en een financieel deskundige, ontmoeten elkaar toevalligerwijs. Architect a concludeert dat collega b wel erg veel ruimte voor de studiezaal heeft gepland en financieel deskundige b krijgt het gevoel dat hij door de archivaris voor de loonsom geflest wordt. De bouwteams besluiten aan hun respectieve colleges van Burgemeester en Wethouders voor te stellen de studiezalen even groot te maken en voor beide twee formatieplaatsen beschikbaar te stellen. Wat is er fout gegaan? 246 Een ander voorbeeld. Er is geld voor massaconservering. Bijvoorbeeld 100.000,per jaar voor een periode van tien jaar, dus 1.000.000,in to taal. De archivaris maakt een kostprijsberekening. Er is geen restaurator, wel een primitief restauratieatelier. De kosten van voorbereiding blijven in dit voor beeld, eigenlijk ten onrechte, buiten beschouwing. Stel benodigd per jaar: loon som 75.000,afschrijving ruimte en inrichting 10.000,materiaalver- bruik ƒ10.000,totaal ƒ95.000,Over voor andere besteding 5.000, Netto beschikbaar 1500 productieve uren, productie per uur 30 vel, totaal 45.000 vel, dat wil zeggen ƒ2,11 per vel. Nu de uitbesteding. Netto beschikbaar ƒ80.000,(er moet nu immers 20% btw worden betaald, er blijft 4.000,voor andere besteding over). Het par ticuliere atelier hanteert de berekening: loonsom voor drie medewerkers ƒ170.000,(f 70.000,h 2 X 50.000,—), huur ruimte en afschrijving in richting 10.000, materiaalverbruik ƒ20.000,totaal 200.000,Netto be schikbaar 5000 productieve uren, productie per uur 30 vel, totaal 150.000 vel, kostprijs per vel 1,33 per vel. Het particuliere atelier heeft dus wel meer op drachten nodig, maar onze collega kan in dit geval dus 60.000 vel laten behan delen. Naarmate het loonbedrijf groter wordt, arbeidsspecialisatie toeneemt en meer technische hulpmiddelen beschikbaar zijn, zal nog goedkoper kunnen worden geproduceerd. Vermoedelijk zou overigens bij nacalculatie blijken dat de kost prijs in dit voorbeeld bij uitvoering in eigen huis hoger zou zijn, en die bij uit besteding lager. Een omslachtig voorbeeld voor een op zich eenvoudig probleem. De meesten van ons zijn niet erg vertrouwd met dit soort berekeningen. Meestal leggen we bij uitbesteding offertes naast elkaar, de opdracht gaat vaak naar de goed koopste. Een kostprijsberekening van in huis gemaakte producten wordt bij na nooit gemaakt. Jammer genoeg. Daardoor hanteren we een heel gezond managementmiddel niet. Een managementmiddel dat binnen bereik komt zo dra we over de daarvoor noodzakelijke gegevens, kengetallen, beschikken. 3 Getallen in de praktijk De genoemde collega's, die al eerder gegevens over hun diensten hadden ver geleken,3 besloten aan de hand van de voorgaande modellen op zoek te gaan naar zinvolle kengetallen. Begonnen werd met een vergelijking van de begro tingen voor 1987. In tabel 1 zijn deze weergegeven. De kosten zijn verdeeld in loonkosten, huisvestingskosten en overige kosten. Per kostensoort zijn er vijf kostenposten toegekend: depot (opslag), instandhouding (onder andere inspectie, acquisitie, restauratie, microverfilming), ontsluiting (onder andere inventarisatie, catalogisering), publiek (onder andere studiezaal, educatieve taak, correspondentie), overhead (leiding, administratie, voormalig personeel, overige kosten). Vervolgens werd de vergelijking uit 1983 herhaald van de werkzaamheden, de omvang van de archieven en de verzamelingen en de samenstelling van het personeel. Het viel buiten het kader van dit onderwerp de overige berekenin gen ook voor 1987 uit te voeren. 247

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 25