Het onderzoek naar het stedelijk regentenpatriciaat tijdens de Republiek Een historiografische schets1 A. J.C. M. Gabriels 1 vreden met het naadje van de kous. Met zoveel aplomb gezegd, lijkt hier van een solide basis sprake. Toch vinden we hier eigenlijk maar een precair even wicht. Hoeveel regressies laat alleen al onze twintigste eeuw niet zien? Cul tuurbeheer en cultuurbehoud kunnen slechts gedijen dankzij het verantwoor delijkheidsgevoel en het gemeenschappelijk historisch-actueel besef van de grote waarde die kritische kennis van ons verleden heeft voor het voortbestaan van een redelijke, mondige bevolking die weet wat ze wil - óók voor de toekomst. We mogen dus bij het beschikbaar stellen van middelen uit de begrotingen van wetenschappen, van cultuur, of welke ook, best differentiëren. Hier zal het accent misschien vallen op wetenschap, daar op cultuur, elders op educatie of op vrijetijds-besteding. Mij is als wetenschappelijk onderzoeker gevraagd een korte beschouwing te geven over archiefgids en wetenschap. Daarmee is impliciet een probleem gesteld. De historicus die, uit hoofde van zijn aanstelling aan een instelling van wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, en - wie weet - óók nog uit 'roe ping', archiefbronnen nodig heeft, die historicus heeft extra aandacht, extra faciliteiten nodig om zijn betaalde onderzoek zo goed mogelijk te kunnen ver richten. Dat mag allicht niet begrepen worden als het vragen om privileges voor een sociale groep, zoals sinds de wilde jaren zestig schijnt te worden gedacht. De reeks archiefgidsen, vanwelker eerste publikatiefase wij vandaag de af sluiting meemaken, is een uiterst belangrijke gebeurtenis voor gebruikers die zich thuis informatie willen verschaffen over de belangrijkste bestanden van de Nederlandse overheidsarchieven. Zij kunnen er ook ideeën voor toekomstig onderzoek uit opdoen. Archiefdienst en gebruikers hebben daarvan beiden nut, want de gidsen kunnen overbodige vragen voorkomen. En dat betekent tijds besparing... Noten 1 j.roelevink, 'Bewezen met authenticque stuk ken'. Juridisch-oudheidkundige drijfveren tot het uitgeven van teksten op het terrein van de vaderlandse geschiedenis in de achttiende eeuw' in: Bron en publikatie. Voordrachten en opstellen over de ontsluiting van geschiedkun- bronnen, uitgegeven bij het 75-jarig bestaan van het Bureau der Rijkscommissie voor Va derlandse Geschiedenis ('s-Gravenhage, 1985) 78-99 (i.e. 87, zie ook 94, 95). 2 b. woelderink, 'De geschiedenis van het ar chiefwezen in Nederland in hoofdlijnen' in: Rijks ar chief school. Verslag en bijdragen 1972- 1973/1973-1974 61-90 (i.e. 70). 3 Zie de woorden van P. J. Blok aangehaald door F. c.j. ketelaar, 'Moderne ontsluiting vai archieven: alternatief voor bronnenpublika- ties?', in: Bron en publikatie 28-44 (i.e. 39). 4 Nederlands archievenblad 76 (1972), extra afle vering 'Symposion over de archieven en het wetenschappelijk onderzoek'. 5 De Volkskrant 27 september 1986, 'Het Ver volg' p. 5. 6 norman hampson, 'In defence of history', Th Historian Nr. 10 (Spring 1986) 16/17. 200 'Boven hen is niemand, onder hen slechts dienaren. Soms komen zij als Staten der provincie of als Staten-Generaal te zamen, maar dit is het eigenlijk toneel hunner grootheid niet. Wie hen kennen wil in hun volle macht, moet hen ga deslaan in hun eigen gebied, in hun eigen rijk, in de steden. Daar zetelen zij. De staat is opgelost in even zoo vele staatjes als er steden zijn. En iedere staat heeft zo vee! koningen, als hij regenten telt'. Th. Jorissen 1889)2 Het oudere onderzoek naar regenten De opmerking dat elke generatie historici steeds met andere ogen, vanuit een andere optiek naar het verleden kijkt, moge misschien een gemeenplaats zijn, het is niettemin een onloochenbare waarheid. Zo waren de historici die zich in de late negentiende en de vroege twintigste eeuw bezighielden met de perio de van de Republiek hoofdzakelijk geïnteresseerd in de politieke geschiedenis van de Noordnederlandse Statenbond als geheel. Dit uitgangspunt bracht hen automatisch in aanraking met degenen die de uiterst ingewikkelde regeringsma chine van de Verenigde Nederlanden bemanden, namelijk met hen die we aan duiden als 'de regenten'. Deze historici hadden echter geen belangstelling voor de groep als geheel, maar voor individuele vertegenwoordigers daarvan, voor de vooraanstaande mannen die het lot van de Republiek schenen te bepalen: de gedeputeerden in de gewestelijke en algemene Staten, gecommitteerden in de Raad van State en in de Admiraliteitscolleges, griffiers en raadpensionaris sen, rechters en diplomaten. Door de aandacht eenzijdig te richten op deze blikvangers bleef het eigenaardige en rijkgeschakeerde karakter van de regen ten als groep goeddeels in het verborgene. Het aantal regenten dat zich een naam wist te verwerven in de politiek van gewest of generaliteit was immers beperkt en bovendien atypisch. Het overgrote deel van de regenten had zijn domein op lokale basis, in de raadszalen van de stemhebbende steden van de Republiek.3 201

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 1