iïmïm marktgelden enzovoorts, en ook omslagen voor het onderhoud van lantaarns, brandspuiten, nachtwachten enzovoorts.22 Op grond van deze bepalingen werd per januari 1814 een nieuwe organisatie ingevoerd, die grotendeels op het Franse voorbeeld terugging. Het hoofd van de dienst werd 'Commissaris voor de ste delijke Accijnzen en Belastingen' genoemd. Onder hem stond de 'penning meester', die algemene ontvanger van de accijnzen was (wel te onderscheiden van de Gemeente-ontvanger) en tevens bijzondere ontvanger van het lantaarn-, brandspuit- en wachtgeld (tot 1822). Op de verschillende ontvangkantoren bij de toegangspoorten waren bijzondere ontvangers aktief. Verder werd voor de inning weer gebruik gemaakt van beëdigde werkers, wegers enzovoorts. Het spreekt vanzelf dat de inning van de accijnzen en de controle daarop een uitgebreide administratie vereiste. Aan de verschillende ontvangkantoren werden registers bijgehouden. Per dag werden daaruit ontvangststaten opge maakt en door controleurs naar het hoofdkantoor gebracht om in het algeme ne register van de penningmeester te worden ingeschreven. Elke vijf dagen stort ten de bijzondere ontvangers hun ontvangsten bij de penningmeester, die het totale bedrag vervolgens, na aftrek van zijn kosten, overbracht naar de Gemeente-ontvanger. Elke maand werd door de penningmeester en de Com missaris samen een gespecificeerde maandstaat op gemaakt, en aan het eind van het jaar een jaarstaat, en bij burgemeesteren ingeleverd.23 Van al deze administratie is vrijwel niets overgebleven. In de kasboeken van de Gemeente-ontvanger, die wel bewaard zijn, vindt men de vijfdaagse over boekingen onder de naam 'gemaal etc', maar het gaat hier alleen om ongespe cificeerde totalen.24 In de indicateurs van de thesaurie en van de secretarie afdeling financiën is elke maand de ontvangst van de maandstaten aangete kend, en in december van de 'sluitstaat' van het betreffende jaar, maar de sta ten zelf zijn verloren gegaan. Wèl zijn er bijlagen betreffende de accijnzen in de jaarlijkse 'Rekeningen van ontvang en uitgaaf der stad Amsterdam'. Deze bevinden zich in het archief van de rekenkamer ter thesaurie. Ze bevatten per object van accijns uitgesplitst: de hoeveelheden waarover accijns werd gehe ven, de accijnsopbrengst en de restitutie. Restitutie werd gegeven bij doorvoer en bij verbruik door fabrieken en instellingen van weldadigheid. Niet alleen de organisatie van de belastingdienst, ook de Franse regelingen ten aanzien van het octrooi werden grotendeels overgenomen. Het per 1815 ingevoerde reglement op de stedelijke belastingen ging in feite op het tot dan toe geldende Franse reglement terug.25 Alleen de consumptie van tarwe en rog ge werd door de octrois niet belast. Daarop werd met ingang van 1 december 1816 de accijns op het gemaal geheven. De belangrijkste aan accijns onderhe vige artikelen waren verder: vlees (het 'geslacht'), sterke dranken en wijn, brandstoffen, bouwmaterialen en sinds 1834 boter. Per 1 januari 1856 werden de accijnzen op het gemaal, op het schapen- en varkensvlees en op de bouw materialen afgeschaft. In plaats daarvan werd overgegaan tot de heffing van een plaatselijke directe belasting naar het inkomen. Met ingang van 1 juni 1866 werden ook de overige door de gemeente geïnde accijnzen afgeschaft.26 Dit gebeurde overigens op grond van een parlementair besluit om alle plaatselijke verbruiksbelastingen af te schaffen. Alleen voor bepaalde bij de wet genoem de gemeenten bleven plaatselijke accijnzen toegestaan.27 234 z r /J Z y" r/y" Z 1/ Ontwerp voor een kantoor van aangifte voor de plaatselijke accijnzen, 1863. Archief secretarie-afdeling financiën 1863/1446. De afschaffing van de laatste door de gemeente geïnde accijnzen was aanlei ding de belastingdienst op te heffen. Na een lange voorbereiding kreeg dit in 1875 zijn beslag. De werkzaamheden van de belastingdienst werden overge bracht naar de secretarie-afdeling financiën en de Gemeente-ontvanger. De in ning van de belastingen geschiedde voortaan door de Ontvanger; de afdeling financiën werd belast met het opstellen van de kohieren. In 1894 werd deze onderafdeling belastingen samengevoegd met de rekenkamer. 235

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 19