dooien in die richting zijn reeds vele jaren oud. In zijn zeer afstandelijke De
geschiedenis van het archiefwezen in Nederland in hoofdlijnen stelde onze oud
voorzitter de heer drs. B. Woelderink reeds in 1973 vast dat realisering van de
ze wens in casu de verplichte aanstelling van een gemeentearchivaris zonder
versterking van de wettelijke bepalingen nauwelijks haalbaar blijkt.8
De euforie rond de in sommige regio's snelle ontwikkeling van streekarchie
ven en streekarchivariaten heeft enerzijds geleid tot het verzwakken van de wens
om de ontwikkeling van het zogenaamde sluitend net langs wettelijke weg te
regelen en heeft anderzijds ook gemaakt dat onvoldoende werd beseft dat de
ze ontwikkeling nog wel eens omkeerbaar zou kunnen worden. De commissie
Nota Archiefbeleid heeft zich destijds uitgesproken vóór de invoering van een
wettelijke verplichting tot aanstelling van archivarissen bij gemeenten en wa
terschappen. De minister van wvc heeft daarvan afstand genomen in zijn
Voorlopig standpunt en liet ook in de Nota archiefbeleid weten dat hij welis
waar de wenselijkheid van beheer van de in de gemeentelijke archiefbewaar
plaatsen berustende archieven door een gekwalificeerd archivaris onderschrijft,
maar dat hij tevens van oordeel is dat dat niet moet leiden tot een wettelijke
verplichting, zowel uit respect voor het in ons land gehuldigde beginsel van
autonomie der lagere overheden, als omdat het opleggen van nieuwe verplich
tingen zich slecht verdraagt met het streven naar deregulering. Naar mijn me
ning snijden beide argumenten onvoldoende hout. De autonomie wordt vol
doende recht gedaan doordat de lagere overheden het beheer van hun archieven
volledig zelfstandig kunnen regelen en zelfs nog versterkt door de aangekon
digde teruggave door het rijk van archieven aan gemeenten. Ook het argument
van deregulering, een begrip dat overigens al weer minder in de mode lijkt,
kan nauwelijks gehandhaafd worden wanneer wèl aanvaardbaar is een precie
ze omschrijving van de opleidingsgraad van diegene die in een bepaalde plaats
tot archivaris wordt benoemd, indien zo'n benoeming althans plaatsvindt (ar
tikel 63 van het Archiefbesluit).
De Nota archiefbeleid wil zoveel mogelijk alle overheidslagen gelijkelijk be
handelen in de zorg voor respectieve archieven. Ligt het dan niet voor de hand
om een verplichting die wel volledig acceptabel is voor de archieven van rijk
en provincies, een verplichting bovendien die niet méér inhoudt dat het garan
deren van een minimale vormgeving van een wel geaccepteerde veel principië
lere verplichting, namelijk die tot zorg voor de archieven, óók in te voeren voor
de lagere overheden? De eenheid in de archiefwetgeving zou er ten zeerste mee
zijn gediend en in het perspectief van eerdere wetgeving zou dan na circa 100
jaar ijveren door onze vereniging voor een wettelijke regeling van het archief
wezen eindelijk ook een sluitende regeling voor alle overheidslagen worden be
reikt.
Aan het praktische bezwaar dat in een tijd van economische neergang zo min
mogelijk wettelijke verplichtingen dienen te worden ingevoerd die tot kosten
verhoging aanleiding kunnen geven, kan tegemoet worden gekomen door het
stellen van overgangstermijnen en door het volledig vrij laten van de wijze waar
op de lagere overheden invulling geven aan een verplichte aanstelling van een
archivaris. Ik wil daarom pleiten voor een heroverweging op dit punt, te meer
omdat verschillende processen de komende jaren werken aan een grotere con-
centratie van overgebrachte archieven bij de lagere overheden. Daarbij valt
te denken aan de voorgenomen ingrijpende verkorting van de overbrengingster
mijn, aan de al genoemde teruggave van archieven door het rijk aan de ge
meenten, maar ook aan het nog steeds voortgaande proces van gemeentelijke
herindeling waardoor kleine gemeenten verdwijnen en een concentratie van
archieven plaatsvindt. Door de snelle modernisering van de administratie treedt
in die sector ook verlies aan affiniteit op met overgebrachte archieven, waar
door de figuur van de registrator die uit liefhebberij het beheer van het oud
archief erbij deed geleidelijk verdwijnt.
Laat mij van dit punt afstappen, hoe belangrijk ook. De indruk zou kunnen
ontstaan dat ik al onder de door de heer Jessurun op te lichten sluiers heb ge
keken. Dat is niet zo. Wel meende ik door de sluiers heen contouren te ontwa
ren waaraan nog een essentieel onderdeel ontbrak, door de toevoeging waar
van een nieuwe wet duidelijk zou verbeteren. We zullen ongetwijfeld de
gelegenheid krijgen daar nog op terug te komen, wanneer het ontwerp van de
wet naar buiten komt.
Naast de wettelijke regeling van het archiefwezen is voor onze vereniging
van wezenlijk belang welk beleid de komende jaren zal worden gevoerd. Ik
zal niet meteen met het oude adagium quid sunt leges sine pecunia (wat zijn
wetten zonder geld) op de proppen komen; het is in een tijd van afslanken en
bezuinigen bijna not done om nog over financiële verlangens te praten; ik kom
er nog wel en passant op terug en naar ik verwacht zal ook de heer Jessurun
zich uitlaten over de financiële mogelijkheden en onmogelijkheden voor de
komende jaren.
Maar eerst wil ik iets zeggen over wat het afgelopen jaar deel heeft uitge
maakt van beraadslagingen met de heer Jessurun, namelijk de generale ver
antwoordelijkheid van de minister van wvc voor het archiefwezen. In de No
ta archiefbeleid zijn daarover behartenswaardige opmerkingen gemaakt en in
het afgelopen jaar zijn ter uitvoering daarvan verschillende zaken tot stand
gekomen. Ik denk daarbij onder meer aan het reeds lang aangekondigde wets
voorstel tot instelling van een Raad voor het Cultuurbeheer, die onder meer
de Archiefraad zal vervangen. In zijn advies 313 spreekt de Archiefraad als
zijn verwachting uit dat er sprake zal zijn van een zelfstandige adviesbevoegd
heid van de onder de overkoepelende Raad ressorterende Rijkscommissies. Het
bestuur van de Vereniging van Archivarissen in Nederland sluit zich bij die
uitspraak aan, te meer omdat het brede terrein van het beheer van archieven
gedurende hun hele levenscyclus, dus ook de fase van de zogenaamde registra
tuur, onder die adviesbevoegdheid dient te vallen, hetgeen bij een enge inter
pretatie van het begrip cultuurbehoud mogelijk in discussie zou komen. Uit
de commentaren van andere adviesraden en -commissies die zullen worden over
koepeld door de nieuwe Raad voor het Cultuurbeheer spreekt dezelfde wens
tot zelfstandige en rechtstreekse adviesbevoegdheid van de diverse commissies.
Het rechtstreekse kontakt met het verantwoordelijke ministerie is ook voor
onze vereniging een wezenlijk punt. Zoals u inmiddels bekend is vindt er bij
het ministerie van wvc een ingrijpende reorganisatie plaats binnen de Direc
tie mma, die onder meer inhoudt dat bevoegdheden worden overgedragen aan
de uitvoerende sectoren. Voor de archiefsector zou dat betekenen dat de alge
mene rijksarchivaris sectorhoofd wordt en waarschijnlijk tevens directeur van
100
101