trouwen. Het is altijd nog verheugend dat in tijden van krimpende middelen en toenemende taken een inventaris van een dergelijke omvang en diepgang kan verschijnen. Legt de nood der tijden niet een toenemende druk op de hand having van archivistische noties? A. Pietersma Noot 1 Nederlands Archievenblad 90 (1986) 26-31. Universiteit van Franeker A. P. VAN NIENES, J. RINZEMA, M. OFFRINGA, P. A. J. VAN DEN BERG, De archieven van de universiteit te Franeker 1585-1812, Leeuwarden, Rijksarchief in Fries land, 1985. Als de universiteit van Franeker niet was opgeheven, dan zou zij in 1985 het 400-jarig bestaan hebben kunnen vieren. In 1815 maakte een reorganisatie van het wetenschappelijk onderwijs echter een einde aan de universitaire status van deze onderwijsinstelling. Als 'atheneum', universiteit zonder het ius promo vendi, werd het voortbestaan nog enige tijd gerekt, totdat de bezuinigingsron de van 1843 het defnitieve einde bracht. Dit alles is voor de Friezen geen reden geweest zich het feest van '400 jaar Franeker' te laten ontgaan. Het jubileum van de niet meer bestaande universi teit is gevierd met een congres, een grote herdenkingsbundel' en tenminste drie tentoonstellingen2. Het Rijksarchief in Friesland heeft deze gelegenheid aan gegrepen om de toegangen op de ruim vijf meter archief van de universiteit duchtig te verbeteren. Het resultaat, een 340 bladzijden tellend boek met de inventaris en diverse nadere toegangen, steekt gunstig af bij de beknopte in ventarissen van de veel omvangrijker archieven van de universiteiten van Lei den, Groningen en Utrecht.3 De laatstgenoemde werken, die in omvang geen van alle de honderd pagina's halen, bevatten geen nadere toegangen en in twee gevallen niet eens een index op de inventaris. Volgens de inhoudsopgave bestaat het Franeker boek eenvoudig uit een in ventaris en vijf bijlagen. Dat het geheel iets ingewikkelder in elkaar steekt, zal nog blijken. In het begin verschilt het inventarisgedeelte (bladzijden 7-59) niet zoveel van de hierboven genoemde inventarissen. Het bevat een inleiding (waarin geschiedenis en organisatiestructuur van de instelling worden uiteengezet, de lotgevallen van het archief worden verhaald en de inventarisatiearbeid wordt verantwoord), het schema van de inventaris en de beschrijvingen zelf. Zoals ook bij de universiteitsarchieven van Groningen en Utrecht (maar niet van Leiden) is er een scheiding gemaakt tussen het archief van curatoren en dat van de senaat. Dat deze hoofdindeling gekozen is klinkt vanzelfspreken der dan het was. Oudere inventarissen van het Franeker archief kenden name lijk een tweedeling in een bestuurlijk deel ('Senatus Generalis') en een juri- 82 disch deel ('Senatus Judicialis'). Bij het Leidse archief bestaat deze scheiding (in het archief van senaat en faculteiten en dat van de academische vierschaar) nog steeds. De verklaring voor dit verschijnsel ligt in de geschiedenis van de overdracht van de twee bovengenoemde archieven. De juridische gedeelten zijn in 1811toen de bevoegdheid van de universiteiten om zelf binnen zekere grenzen recht te spreken over bepaalde groepen academieburgers werd afgeschaft, over gebracht naar de gerechtshoven en vandaar later naar de rijksarchieven. De overige archiefbescheiden van universiteiten zijn hetzij rechtstreeks (Gronin gen) hetzij via de gemeenten (Franeker en Utrecht) of niet (Leiden) overge bracht. De huidige inventarisatoren hebben de kunstmatige scheiding van het archief ongedaan gemaakt en hun beweegredenen daarvoor helder en overtui gend in de inleiding uiteengezet. Over de onderverdeling van de inventaris valt weinig te zeggen. Het gedeel te van curatoren is te klein voor verdere indeling (een deel van dat archief wordt bewaard in de universiteit van Pennsylvania in Philadelphia), het gedeelte van de senaat kent de gebruikelijke indeling 'algemeen - bijzonder' en 'organisme - taakuitoefening' binnen de rubriek bijzonder. Na de beschrijving van de ar chiefstukken (bladzijden 36-50) volgteen nadere toegang, namelijk een 'ana lyse van de resoluties van het college van curatoren' (inventarisnummers 1-6). De analyse geeft een systematische opsomming van de onderwerpen die in de zes delen resoluties voorkomen. In de daarop volgende index op zaken zijn zowel de inventaris als de analyse opgenomen. Een concordantie (naar de ou de inventaris van Berns4) sluit het inventarisgedeelte af. Het is de oplettende lezer al wel duidelijk geworden dat de bijlagen de meeste bladzijden in het boek beslaan. Dat komt grotendeels op rekening van bijlage A het 'Repertorium Savois' (bladzijden 60-226)-dat bestaat uit samenvat tingen van resoluties, sententies, wetten en Statenresoluties aanwezig in het archief. Het repertorium dankt zijn naam aan de secretaris Savois die deze toe gang in de jaren 1708-1709 in het Latijn vervaardigde. De bewerkers hebben het geheel vertaald en alle bronver wij zingen gecontroleerd. De waarde van de ze bijlage wordt nog verhoogd door de (korte) inleiding waarin de gebruiker wordt duidelijk gemaakt wat Savois wel en niet heeft verwerkt en hoe betrouw baar hij is-een prima toevoeging, die voor alle 'eigentijdse toegangen' even gewoon zou moeten zijn als de paragrafen 'geschiedenis van het archief' en 'verantwoording van de inventarisatie' dat zijn in de inleiding van een inven taris. Als toegang op de toegang dienen moderne indices op persoons-, zaak- en geografische namen (bladzijden 203-226). Bijlage B, een lijst van de procesdossiers, is minder uitgebreid, maar wel het meest onderhoudende deel om zo te lezen. Het bevat de misdragingen van de studentenpopulatie die variëren van vechten, ruiten ingooien en kippen stelen tot het omhakken van bomen op een kerkhof en het gooien met een doods hoofd met een brandende kaars er in. Ook deze lijsten zijn gebaseerd op werk uit het verleden: ze zijn tussen 1899 en 1901 door de chartermeester M. Schoen gen samengesteld. Deze bijlage wordt nader toegankelijk gemaakt door een index op de namen van de verdachten in de criminele dossiers (bijlage C). Bij lagen D en E tenslotte zijn chronologische lijsten van bestuurders en functio narissen. Merkwaardig genoeg zijn deze niet in indices verwerkt. 83

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 42