Bespreking van inventarissen Van Nassau la Lecq In de inventarisreeks Rijksarchieven in Holland verscheen in 1985 als nummer 42 Het archief van de n.v. Maatschappij van Nassau la Lecq (1274) 1888-1947 van de hand van mevrouw G. M. van Aalst. De n.v. Maatschappij van Nassau la Lecq werd door de nakomelingen van Maurits Lodewijk van Nassau la Lecq (1670-1740) opgericht ter vereenvoudi ging van het beheer van de goederen en rechten oorspronkelijk verbonden aan de heerlijkheid de Lek, door Prins Maurits nagelaten aan zijn bastaardzoon Willem van Nassau. Hoe gecompliceerd het beheer voor de gemeenschappe lijke erven geworden was bewijst inventarisnummer 203: akte van taxatie van een 3559/57600-ste deel nagelaten door één der gerechtigden in 1882. Ten tijde van de oprichting van de N.v. kwamen de meeste inkomsten nog uit de visrechten in gedeelten van de rivieren de Lek en de Merwede. De ver vuiling van het rivierwater veroorzaakte het verdwijnen van vissen als de steur, elft en zalm. Nauwelijks veertig jaar na het oprichten van de N.v. had de vis serij zijn economische betekenis verloren. Op dat moment restten inkomsten uit het bezit bijvoorbeeld van platen in de riviergedeelten, die tot het gebied van de oude heerlijkheid behoorden. In de inleiding bij de inventaris wordt ver meld, dat de n.v., hoewel geschrapt uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, nog niet is opgeheven. Het archief van de n.v. Maatschappij la Lecq en van haar rechtsvoorgan- gers, waaronder de veertiende eeuwse 'kapitalist' Willem van Duvenvoorde, kwam in 1946 op het Algemeen Rijksarchief, waar J. Visser een eerste inven taris maakte in het kader van zijn opleiding tot wetenschappelijk archiefamb tenaar. Nadien zijn er nog veel stukken toegevoegd, soms is er ook geruild om de afbakening tussen dit archief en andere particuliere archieven op een zui verder voet te brengen. Eén der toevoegingen is bijvoorbeeld het archiefje van de leenkamer van de heerlijkheid Lekkerkerk en Zuidbroek. De oude inventa ris werd zodoende hoe langer hoe minder hanteerbaar zodat tot een nieuwe be werking overgegaan moest worden. Zonder iets ten nadele te willen zeggen van de betekenis van de n.v., de archiefstukken die van vóór 1888 dateren zijn historisch gezien de belangwekkendste. Zo zijn er archieven (fragmenten van archieven) aanwezig van leden van de familie van Nassau la Lecq en van aan deze familie verwante personen. Ook treffen we hier het archief van de oude heerlijkheid de Lek, waarin tal van stukken betreffende de afzonderlijke am bachtsheerlij kheden binnen het grote leengoed met name in de Krimpenerwaard gelegen. Tenslotte wijs ik op al die documenten, die verbonden zijn aan de vis serijen en de platen in de Lek en Merwede. Zo belangrijk zijn juist deze archieven en archiefgedeelten, dat ik mij afvraag, of de titel van de inventaris wel juist gekozen is; of daarin niet op een andere wijze tot uitdrukking gebracht had moeten worden dan door de aanduiding (1274) 1888-1947 wat het bewerkte archiefconglomeraat omvat. Anderzijds merk ik op, dat wanneer de auteur het archief van de Maatschappij van Nas sau la Lecq gelet op de titel zo centraal stelt, of dat uitgangspunt dan ook niet duidelijker in de ordening tot uitdrukking gebracht had moeten worden. Met grote particuliere archieven staat een bewerker steeds voor belangrijke keu- ze's; lang niet altijd kan met leerstelligheid betoogd worden, dat één van de oplossingen op gronden van de archivistiek als de enig juiste beschouwd moet worden. In de inventaris van mevrouw van Aalst treffen we verschillende naast elkaar staande hoofdafdelingen aan. Die betreffende de N.v. Maatschappij van Nassau la Lecq is geplaatst na de hoofdafdeling met de (fragmenten van) fa miliearchieven en vóór de archieven of archiefbescheiden betreffende eerst de heerlijkheid van de Lek en vervolgens die betreffende de visserijen en de pla ten in de rivieren de Lek en Merwede. Mijns inziens zou het de voorkeur heb ben verdiend om het archief van de N.v., het jongste gedeelte, geheel achter aan te plaatsen. Dan had de bewerkster ook de stukken uit de hoofdafdelingen visserijen en platen in respectievelijk de Lek en de Merwede van na 1887 zon der bezwaar in het archief van de N.v. kunnen plaatsen, waartoe ze onloochen baar behoren, maar hetgeen nu niet zichtbaar gemaakt is. In ieder geval zou het nuttig geweest zijn, indien de verantwoording van de inventarisatie wat breder was uitgevallen, zodat de bewerkster haar indeling wat meer voor het voetlicht had gebracht. Men moet overigens niet denken, na deze kritische bemerking, dat mevrouw van Aalst zich bij haaar inventarisatie er met een Jantje van Leiden afgemaakt heeft. Het tegendeel is waar. De beschrijvingen in de inventaris zijn beknopt doch helder, de verdeling van de hoofdsectoren van het archief in rubrieken laat weinig te wensen over, de regesten zijn met zorg samengesteld, een goede index, een concordans, genealogische overzichten als bijlagen, het zijn alle maal werkstukken die getuigen van een verantwoorde werkwijze. Van daar dat ik hulde aan de bewerkster wil betuigen voor de nuttige arbeid die middels deze publicatie uitgedragen wordt. Toch sluit ik af met een woord van kritiek op de vorm van de onderhavige publikatie. Deze kritiek treft niet de auteur, want die was uiteraard gebonden aan het formaat en de vormgeving van de Hollandse inventarisreeks. Deze nu zijn niet uitnodigend. De vormgeving is saai en het formaat onpraktisch. Na tuurlijk mag zo'n publikatie niet veel kosten, anders loop je het risico, dat er helemaal niets meer verschijnt. Men kan dan ook vrede hebben, wanneer op de wijze zoals thans geschiedt inventarissen gepubliceerd worden van kleinere familiearchieven, ambtelijke commissies of van archieven bestaande uit twee of drie grote reeksen, kortom nuttige werkstukken, die geen overbodige ver zorging behoeven. Maar bij de verschijning van toegangen van werkelijk be langrijke archieven zou er best wel eens commerciëler gedacht mogen worden ter bereiking van een aantrekkelijker produkt. Eén voorbeeld: de inventaris van mevrouw van Aalst telt bij het uniforme lettertype en bij de onverander lijke regelafstand ruim 400 pagina's. Dat zijn er zeker 100 teveel. Met de toe- 71 70

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 36