laar geeft op basis van een enquête onder een aantal nationale archiefdiensten in zeven hoofdstukken een overzicht van de in de praktijk aangetroffen cen tralisatie en decentralisatie van archiefbeheer en archiefzorg. Van de 37 uitge zette formulieren waren helaas slechts 13 op tijd geretourneerd. Enkele landen brachten hun antwoorden mee naar Helsinki, deze zullen in het in de Acta te publiceren eindverslag worden verwerkt. 2-2 Uitgangspunten In de inleiding van het rapport introduceert Ketelaar, met behulp van een ver wijzing naar John Naisbitt's Megatrends: Ten New Directions Transforming Our Lives (Warren, New York, 1982), de begrippen die hij zal gebruiken. In dit boek beschrijft Naisbitt de nieuwe samenleving die ons te wachten zou staan. De tien door hem verwachte ontwikkelingen noemt hij megatrends. De eerste megatrend is de overgang van een industriële samenleving naar een informatie-samenleving. Een volgende is de stap van nationale economieën naar een wereldeconomie. De derde, voor ons van belang zijnde, megatrend is de verschuiving van centralisatie naar decentralisatie, een verschuiving die zich vol gens Naisbitt in onze gehele samenleving zal gaan voordoen. Niet genoemd wordt de mogelijkheid in plaats van voor decentralisatie (overdracht van ta ken èn bevoegdheden) te kiezen voor deconcentratie (overdracht van taken). Alle landen kennen een nationale en een meer of minder lokale bestuurslaag. De meeste landen kennen bovendien één, soms meer, tussenlagen. Federale lan den (bijvoorbeeld brd en USA) hebben ook nog, boven de nationale bestuurslaag, een federaal bestuur. Het hoeft geen betoog dat hoewel elke bestuurslaag aan archiefvorming doet, het geen wet van Meden en Perzen is dat elke bestuurslaag zijn archieven blijvend beheert. Er lijkt een zekere mate van overeenkomst te bestaan tussen de bestuursvorm van een land enerzijds en de organisatievorm van het archiefwezen en de daar binnen geldenden gezagsverhoudingen anderzijds. Zo kent een land met een gedecentraliseerd bestuurssysteem gewoonlijk ook een overeenkomstig archief beheer. Een schematische weergave geeft het volgende beeld: federaal bestuur -« I ■*- federale archiefdienst 1 T nationaal bestuur provinciaal bestuur -* 1 T ►- provinciale archiefdienst T lokaal bestuur r lokale archiefdienst Bij het bekijken van dit schema moet worden bedacht dat, terwijl er steeds spra ke is van een hiërarchische relatie tussen de bestuurslagen, er niet een dergelij ke relatie tussen de onderscheiden archieflagen behoeft te zijn. Tijdens de discussie werd duidelijk dat vrijwel iedereen van mening is dat 46 de organisatievorm van het archiefbeheer geënt behoort te zijn op de bestuur lijke organisatievorm. 'Archives are the mirror of the administration', een on voldoende hechte band of een band op te verschillend niveau leidt voor de ar chieven onherroepelijk tot kwaliteitsverlies. Wel staat het de archivarissen natuurlijk vrij waar mogelijk noodzakelijke invloed uit te oefenen om tot een door hen gewenste organisatie te komen. Dit betekent voor de praktijk dat er landen zijn waar bepaalde niveaux van archiefbeheer niet, of nog niet, voor komen. In veel derde-wereld-landen verzorgen de nationale archiefdiensten het archiefbeheer voor alle bestuurlijke niveaux. Soms wordt daarbij gebruik ge maakt van gedeconcentreerde uitvoerende organen. Networking wordt daar bij als een van de mogelijkheden gezien om te komen tot een effectief systeem van archiefbeheer. Onder networking wordt de vorming van een 'sluitend net' verstaan, bijvoorbeeld door deconcentratie van het nationale archiefbeheer, dus in een hiërarchisch verband. Onder meer in Indonesië is daarvoor een proef project opgezet. De Nederlandse vorm, waarbij het sluitende net wordt gerea liseerd door de nationale archiefdienst enerzijds en lokale archiefdiensten an derzijds, komt ook elders voor. Vormen van networking bestaan ondermeer in Australië, Frankrijk en Canada. Opvallend was dat in alle discussies steeds geredeneerd werd 'van boven naar beneden'. Directeuren van nationale archiefdiensten lijken zonder uitzonde ring van mening dat een 'lager' orgaan slechts kan ontstaan door ontvangst van bevoegdheden van een 'hoger' orgaan. Lagere bestuurslagen, dus ook la gere niveaux van archiefbeheer, kunnen in hun optiek alleen tot stand komen door, al dan niet volkomen, decentralisatie van bevoegdheden vanwege een hoger orgaan. Een interventie van Van Albada maakte deze impliciete opvat ting zichtbaar. Duidelijk werd ook dat het takenpakket van lokale archief diensten veelal breder, en anders, van opzet kan en moet zijn dan dat van na tionale archiefdiensten. Wellicht zou tijdens een volgende Table Ronde hieraan aandacht kunnen worden besteed. Wezenlijk lijkt de opvatting dat een algemene rijksarchivaris een zekere mate van zeggenschap zou moeten hebben over archiefbeheer op lagere niveaux. Over de mate waarin betrokkene invloed zou moeten kunnen uitoefenen werd ver schillend gedacht, politieke organisatie en persoonlijkheidsstructuur lijken daar bij belangrijke factoren. In de Acta zal een overzicht worden opgenomen van de belangrijkste sta tistische gegevens. 2-3 Bevoegdheden en functies Om enig inzicht te krijgen in bestaande relaties tussen functies van archiefbe heer en de bevoegdheden van de archiefbeheerders analyseerde Ketelaar de in gezonden antwoorden voor de functies: selectie en vernietiging inspectie en overdracht ordenen en beschrijven openbaarheid conservering en restauratie beheer van particuliere archieven internationale contacten. nationale archiefdienst 1 47

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 24