Nederlandse taalgebied als een eenheid beschouwde en die dan ook in de ge schiedschrijving tot uitdrukking zou moeten komen, miste in die jaren de be oogde uitwerking. vu Een bescheiden begin Ook na de Tweede Wereldoorlog maakten de opvattingen van mensen als Brou wer en Geyl - hoewel laatstgenoemde tussen 1948 en 1950 als voorzitter en daar na tot 1961 als gewoon lid deel uitmaakte van de Rijkscommissie voor Vader landse Geschiedenis (de voormalige Commissie van Advies) - weinig indruk op het geschiedkundig beleid. Sterker nog, in 1950 liet deze Commissie het Rap port uit 1904 zonder meer herdrukken, welk rapport nog steeds door de huidi ge leden bij het ontwerpen van nieuwe uitgaven van RGP-delen wordt geraad pleegd.51 Mede door onderlinge verdeeldheid binnen de Commissie veranderde er niet veel aan deze houding, ofschoon men in 1952 in eigen kring wel vermocht te wijzen op het belang van het raadplegen van de archieven van bijvoorbeeld de hertog van Alva (Madrid) en die der gezanten, benevens bronnenverzame lingen voor sociaal-economische onderwerpen.52 Aan deze eng geografisch afgebakende opzet van Nederlandse bronnenpu blicaties werd pas rond 1960 enigszins getornd. De in 1959 ingestelde Raadge vende Interparlementaire Beneluxraad richtte een verzoek aan de Commissie advies uit te brengen over het eventueel uitgeven van gemeenschappelijk bron nenmateriaal in Benelux-verband.53 In 1965 kwam voorts voor het eerst een direct contact tot stand tussen de Commissie en Simancas; het archief kreeg evenals de Biblioteca National en de Biblioteca de la Real Academia de Histo- ria, beide te Madrid gehuisvest, voor het eerst delen uit de RGP-serie toege zonden. Hopelijk hebben het sluiten van een Spaans-Nederlands cultureel ver drag (1984), dat ook moet voorzien in het opzetten van gemeenschappelijke historische studies, én een eerste Spaans-Nederlands historisch congres, dat - zo lijkt het-zich slechts in de beslotenheid van de Leidse Sleutelstad heeft af gespeeld, nochtans een gunstige uitwerking op het uitgeven van historische bron nen die betrekking hebben op de geschiedenis van beide landen. Voortvarendheid Ondertussen was in België kort na de Tweede Wereldoorlog M. Dierickx langs verschillende Europese archieven gezonden, waaronder Simancas, ten behoe ve van zijn onderzoek betreffende de oprichting van nieuwe bisdommen in de zestiende eeuw.54 Daar hij tevens het nut van zijn bevindingen voor andere historici inzag, presenteerde hij zijn ervaringen, schonk aandacht aan die on derwerpen die nadere bestudering behoefden en wees nog eens op reeds be kende bronnencollecties. Kort nadat het werk van Dierickx in het tijdschrift Wetenschappelijke Tij dingen was aangekondigd, werd J. Scheerder in de gelegenheid gesteld, gesteund met een beurs van het Studiecentrum voor Kerkelijke Geschiedenis van België, Enkele tips voor bezoekers aan de Archivo General de Simancas De toegang tot het archief is vrij. Het is evenwel aanbevelenswaardig uw komst schriftelijk aan te kondigen bij de directora Sra. Dna. Ascension de la Plaza Santiago die inmiddels Sr. D. Amando Represa, de voormalige directeur (met wie ik gedurende mijn verblijf te maken heb gehad) is opgevolgd. Nuttig blijkt het ook te zijn wanneer men bij aankomst één of meerdere-het liefst in het Spaans gestelde - aanbevelingsbrieven kan overleggen. Overigens kan een schrij ven afgegeven door het behulpzame personeel van de Spaanse ambassade te 's-Gravenhage de toegang tot de kleinere, regionale of stedelijke archieven aan zienlijk vergemakkelijken. Het merendeel der onderzoekers dat Simancas aandoet, kiest zijn domicilie in Valladolid, alwaar vanaf de Plaza Mayor dagelijks, ook op zaterdag, een speciaal busje naar het archief vertrekt. Is men eenmaal binnen de muren van het kasteel beland, dan schaft men er een targeta national de investigador aan, die eveneens geldig is bij bezoeken aan andere openbare instellingen. De werk sfeer in het archief is als zeer prettig te omschrijven en reikt veelal verder dan het strikt noodzakelijke. Typerend is wellicht dat onderzoekers en personeel zich gedurende koffiepauzes menigmaal treffen in de nabijgelegen bar, die waar schijnlijk als enige in de wereld vernoemd is naar een archief: Restaurante- Bar 'Archivo de Simancas'. In deze bijdrage is getracht zoveel mogelijk titels bijeen te brengen die in ver band te brengen zijn met de archiefverzamelingen die te Simancas betrekking hebben op de geschiedenis der Nederlanden. Raadpleging van dergelijke ge schriften voor men Simancas aandoet kan een goede basis vormen voor het te entameren onderzoek. Ten aanzien van de te Brussel aanwezige, op micro film vastgelegde, 'dubbelen' zij verwezen naar de opmerkingen onder noot 67. Tenslotte kan opgemerkt worden dat het mogelijk is historische bescheiden te laten copiëren op papier of op microfilm; de laatste manier is vooral aan te bevelen indien men grote aaneengesloten verzamelingen nodig blijkt te heb ben. De kosten van het copiëren liggen in het algemeen wat hoger dan men 'op de straat' gewend is, maar beduidend lager dan in soortgelijke instellingen in Nederland. onderzoek te verrichten in Simancas, waarvan hij in hetzelfde blad in 1952 een klein verslag liet verschijnen.55 Zoals zo vaak constateerde ook hij dat er nog maar zo weinig gepubliceerd was van de immense hoeveelheid bronnenmate riaal die het archief van Simancas rijk is. Er waren volgens hem 'nog heel wat aren te rapen op het veld waar Gachard nochtans een rijke oogst opdeed'.56 Hij wees ook op het belang van de bestudering van kunstenaars, die met be hulp van de bronnen in Simancas mogelijk was. Scheerder ervoer het als een bezwaar dat de afschriften, die in de negentien de eeuw voor Gachard werden gemaakt en nu nog op de originelen te herken nen zijn door de mededeling 'copiado para Mr. Gachard', nergens te boek zijn gesteld. Hij wees in dat verband op de suggestie van Bussemaker 'al was het 21 VIII 20

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 11