handeling van de nakomelingen inzage in de gegevens van de patiënt noodza
kelijk is.
Onbeheerde dossiers
Problemen doen zich voor indien een instelling sluit of indien de praktijk
voering van een arts eindigt en er geen opvolging plaatsvindt. De vraag rijst
wie zeggenschap heeft over de onbeheerde dossiers. Vooropgesteld zij dat de
gegevens die de dossiers vormen betrekking hebben op de privacy van de pa
tiënt en alleen al uit hoofde daarvan niet vrijelijk beschikbaar zijn voor der
den die niet bij de behandeling zijn of waren betrokken. De Werkgroep Medi
sche Dossiers van de knmg heeft bepleit dat het Staatstoezicht op de
Volksgezondheid zich de zorg over deze onbeheerde dossiers zou moeten aan
trekken. Deze oplossing lijkt zinvol. Ideaal zou naar mijn opvatting zijn dat bij
sluiting van een instelling de dossiers in een, nabijgelegen, naburige instel
ling waarop het grootste deel van de regionale bevolking zich richt, bewaard
worden. Daar kan men de gegevens dan opvragen. Bij praktijkbeëindiging door
een (huis)arts zouden de gegevens in de instelling die deze arts het meest heeft
gefrequenteerd kunnen worden opgeslagen waarna zij ter beschikking van de
collegae staan.
Eigendom en vernietigingsrecht
De vraag naar het eigendomsrecht van medische dossiers is de laatste decennia
niet aan de orde geweest in de gepubliceerde jurisprudentie.10 Ook in de juri
dische literatuur komt men geen pasklare oplossing tegen. Gesteld kan wor
den dat de arts, en evenmin de patiënt, vrijelijk over de gegevens kan beschik
ken. Naar ik meen,11 berust de eigendom bij de arts als deze vrijgevestigd is
en bij de instelling als de arts daaraan verbonden is. Dit eigendomsrecht is sterk
beperkt ten gunste van de bescherming van de privacy van de patiënt. De zeg
genschap van de arts is minimaal en strekt zich niet uit tot buiten de behande
lingsrelatie, tenzij voor dat andere gebruik toestemming van de patiënt is ver
kregen. Deze beperking vindt zijn grondslag in de juridische relatie tussen arts
en patiënt, het medisch contract. Bescherming van de privacy van de patiënt
en optimale toegankelijkheid van het dossier zijn essentiële punten in die rela
tie. Het is bijvoorbeeld onwenselijk dat de dossiers, als onderdeel van het ver
mogen van de overleden arts, overgaan op diens erfgenamen. Thans is het uit
sluitend aan de welwillendheid van deze erfgenamen te danken dat correct met
de dossiers wordt omgegaan.
Staat men de patiënt binnen de bewaartermijn een vernietigingsrecht
toe - hetgeen regelmatig bepleit is,12 doch waar ik mij tegen verzet - dan leidt
dit tot de juridisch merkwaardige constructie dat een patiënt kan eisen dat een
arts eigendommen van zichzelf moet vernietigen. Tenzij contractueel overeen
gekomen is zulks binnen het Nederlandse rechtsstelsel niet mogelijk. Tegen
een vernietigingsrecht pleit dat de patiënt de arts gegevens ontneemt die voor
een optimale hulpverlening dienstig kunnen zijn. Voor een dergelijk recht pleit
dat de patiënt zelf de beschikking toekomt over op hem betrekking hebbende
gegevens (gevaar van stigmatisering!). Optimale hulpverlening botst met maxi
male zelfbeschikking. Ik ben tegen dit recht omdat ik een adequaat alternatief
hiervoor prefereer. Bij dit alternatief gaan de gegevens niet verloren maar ko
men ze onder de patiënt. In plaats van een vernietigingsrecht kan men ook een
depotrecht bepleiten. Dit houdt in dat gegevens op verzoek van de patiënt door
een derde in depot worden gehouden gedurende de bewaartermijn. Ze staan
dan niemand ter beschikking dan met uitdrukkelijke toestemming van de pa
tiënt. Overigens kan het Openbaar Ministerie de medische gegevens bij de de
pothouder in beslag nemen; hij geniet namelijk niet de bescherming die ver
schoningsgerechtigden op grond van art. 98 Wetboek van Strafvordering
hebben.13 In de praktijk zal een depotrecht waarschijnlijk niet blijken te wer
ken. Veel eenvoudiger is het de patiënt de gegevens ter hand te stellen. Dat
kan onder gesloten couvert; als de arts meent dat kennisneming van de inhoud
schadelijk kan zijn, vermeldt hij dat op de enveloppe. De patiënt kan dan kie
zen: kennisneming, bewaring of vernietiging. Door afgifte van de originelen
zal de patiënt wel het recht op indiening van een klacht of schadeclaim dienen
te verliezen; de arts zijn de verweermiddelen immers ontnomen. Van nadeel
bij de verdediging in strafzaken is geen sprake omdat het Openbaar Ministerie
bij een vervolging de verdachte alle bewijsmiddelen ter hand moet stellen.
Conclusie
Vorenstaande leidt tot een stelsel van gedifferentieerde bewaartermijnen waar
binnen een eerste selectie wordt gemaakt door het onderscheid erfelijke of niet-
erfelijke aandoening. Vervolgens wordt binnen de niet-erfelijke ziekten en ge
breken een onderscheid gemaakt in alle specialismen. De betrokken wetenschap
pelijke verenigingen zouden per specialisme richtlijnen moeten opstellen ten
aanzien van de termijn van bewaring. Hiertoe zal allereerst een inventarisatie
gemaakt moeten worden van datgene wat zich gemeenlijk in de dossiers van
ieder afzonderlijk specialisme bevindt. Deze gegevens dele men in in actueel
blijvende en verouderende gegevens. De verouderende gegevens zal men van
een bewaartermijn moeten voorzien. Een vorm van coördinatie is hierbij nood
zakelijk. Let wel: het gaat om richtlijnen. In concreto zal hiervan, met reden,
afgeweken mogen worden. Criterium voor het afwijken van de richtlijnen is
de toestemming van de patiënt dan wel diens belang. In beginsel zal een pa
tiënt er echter van uit moeten kunnen gaan dat zijn gegevens aan het einde
van de bewaartermijn worden vernietigd.
Naar ik meen behoeft de regeling van de bewaartermijnen een plaats in de
regels die de relatie tussen arts en patiënt beheersen. Met name zal daarbij aan
dacht moeten worden besteed aan eigendom van gegevens, de rechten en plichten
van arts en patiënt ten aanzien van actuele gegevens en ten aanzien van gege
vens waarvan de bewaartermijn verstreken is. Ook het vernietigingsrecht en
de consequenties hiervan voor beide partijen behoeft regeling, alsmede de on
beheerde dossiers.
Tot slot: veelal wordt gesteld dat medische archivering een bewaar- of ruim
teprobleem is. Ik denk dat het meer een vernietigingsprobleem is.
309
308