De archivalia in de Bibliotheca Rosenthaliana* 258 Ludy Giebels Zoals de meeste wetenschappelijke bibliotheken heeft ook de Bibliotheca Ro senthaliana in de loop van haar bestaan een niet onbelangrijke collectie archi valia en archieven verworven. In dit verband kan zich de vergelijking opdrin gen met het fenomeen van de genizah, de ruimte in een synagoge waar vanouds boeken en ritualia werden bewaard die de naam van God bevatten en daarom niet vernietigd mochten worden. Om allerlei redenen kwamen daar ook archi valia van particulieren terecht en zo zijn verschillende genizot in de loop der eeuwen onofficiële archiefdepots geworden. Het bekendste voorbeeld hiervan is wel de genizah van Cairo, een zolder van de uit de negende eeuw stammende Ezra synagoge waar honderdduizenden pagina's documenten werden gevon den. Met name het rijke briefmateriaal hieruit heeft een belangrijke bijdrage gevormd voor de middeleeuwse geschiedenis in dit mediterrane gebied.1 De vergelijking van een op conserveren gericht instituut als een bibliotheek met de rommelkamer die de genizah uit haar aard is is archivistisch gezien minder gezocht dan men op het eerste gezicht zou denken. Bibliotheken staan immers vanuit hun functie wat ambivalent en vooral ook linkshandig tegenover het ver schijnsel archieven, omdat het catalogiseren van boeken nu eenmaal een an dere wetenschappelijke discipline vereist dan de ordening van archieven. In het verleden werden veelal uit de baaierd van stukken de toen als interessant be schouwde brieven gedepouilleerd en ondergebracht in een grote, liefst alfabe tisch geordende, brievencollectie. Vervolgens werden gebonden manuscripten ondergebracht in een handschriftenverzameling en de rest werd vernietigd of, in het gunstigste geval, in verhuisdozen gestopt en naar een achterafplekje van het depot gebracht. Het is verheugend te constateren dat in deze praktijk de laatste jaren verandering is gekomen: ook in wetenschappelijke bibliotheken en documentatiecentra is het besef doorgedrongen dat archieven die een orga nisch geheel vormen niet uit elkaar geplukt mogen worden op efemere kriteria. In de periode van januari 1984 tot december 1985 heeft ondergetekende het grootste deel van de archivalia van de Rosenthaliana die niet in de handschrif tencatalogus zijn opgenomen2 doorgenomen. Dit werk was niet mogelijk ge weest zonder de enthousiaste medewerking van de stafleden drs. F. J. Hooge- woud, drs. C. Moed-van Walraven en drs. A. K. Offenberg, die, ondanks hun meer dan drukke werkzaamheden, bereid waren hulp te bieden bij de identifi catie van Hebreeuwse en Jiddische stukken. Ook behulpzaam hierbij was drs. Odette Vlessing, chartermeester bij het gemeentearchief van Amsterdam 259

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1987 | | pagina 1