wormen worden opgegeten.58 Hij vermeldt ook de aanwezigheid van slechts
vier gouden zegels, waarvan die van Hendrik üi verreweg de oudste is. Dit ze
gel beschrijft Buchelius als volgt:
Una facies continebat caput imperatoris barbatum et coronatum usque ad sca
pulas inclusum, cum dextera extensa manu, juxta quam erat avicula quaedam;
in altera erat insculpta urbs Roma, cum his verbis Aurea Roma,59
Uit de opmerkingen over het zegel in verschillende tijden gemaakt kan een goede
indruk van dat zegel verkregen worden: alleen de doorsnede is onbekend.60
Tot nu toe is geen afschrift, in wat voor vorm dan ook, afkomstig uit een van
de beide archieven in de stad Groningen vermeld: noch een vidimus uit 1419,
noch een verslag van de gebeurtenissen van 1469 waarbij de stadssecretaris een
belangrijke rol heeft gespeeld, is in het Stadsarchief bewaard gebleven. Ook
in de oudste inventaris van dat archief komt geen enkele vermelding van een
tekst van de schenking van 1040 in wat voor vorm dan ook voor.61 Weliswaar
noemt De Sitter in zijn Voorloopig register een tekst van de vidimus uit 1419,
maar zeer waarschijnlijk is dit een afschrift van een laat afschrift.62
Pas uit 1594 dateren de eerste afschriften in Groningen. Zij bevinden zich
in het Ommelander archief, want het zijn strijdmiddelen van de Ommelanden
tegen de stad. Beide partijen zijn door de Staten-Generaal samengebracht in
één organisatie: de Staten van Stad en Lande, maar zij vormen niet een natuur
lijke eenheid: er zijn vele geschillen. De Ommelanden betogen dat zy noyt met
de Stadt Groningen een Corpus hadden gemaeckt,63 De stad Groningen ligt op
Drentse bodem en is in 1040 aan de kerk van Utrecht geschonken; de Omme
landen behoren tot Friesland en het bisdom Munster. In deze strijd is de konin
klijke schenking een belangrijk bewijsstuk. Kort na de tot standkoming van
de Reductie op 23 juli 1594 gaan de Ommelanders fanatiek over tot het verza
melen van bewijsmiddelen, dat Stad en Ommelanden toch geheel verschillende
entiteiten zijn. De inventarisnummers 758 en 759 van het Ommelander archief
bevatten tientallen afschriften van oorkonden die daartoe kunnen dienen. Daar
onder bevinden zich ook drie afschriften van de oorkonde van 1040. Twee daar
van zijn afkomstig uit Utrecht: het ene is een afschrift van de bevestiging uit
1359, genomen uit het Liber Hirsutus dat zich in 1594 op het secretariaat van
het kapittel bevindt,64 het ander bevat de vidimus van 1531 van de originele
oorkonde.65 Beide stukken zijn gedateerd op 22 november 1594.
Het derde afschrift is gemaakt in Den Haag op 12 oktober 1594 naar een
vidimus op de Registercamere der Graefflickheyt van Hollandt, gecollationeerd
door Johan van der Does, registermeester, en Laurens van der Goes, griffier
van de lenen.66 Zeer waarschijnlijk een afschrift dat gecollationeerd is naar
de vidimus van 1419: twee typische kenmerken van dit stuk worden als verbe
tering in het oorspronkelijke afschrift aangebracht: Conradi wordt vervangen
door Conraerdi en archicappellani door archicancellarii.
Dat in 1594 niet meer het origineel wordt gevidimeerd kan betekenen dat
na de verslechtering van de toestand van het stuk tussen 1469 en 1531 en na
de onvoldoende berging in Gouda, het nu niet meer te lezen is of wellicht reeds
is vergaan. Het overbrengen in 1590 van het gehele Goudse depot naar Den
Haag heeft niet meer mogen baten.67 Het zegel, dat zolang ongeschonden
bleef, zal door een 'verzamelaar' zijn meegenomen of zijn omgesmolten.
278
Noten
De auteur is wetenschappelijk hoofdmedewer
ker bij het Instituut voor Geschiedenis te Gro
ningen.
1 ogd 17 osu 193 dh ui 45 (noot 11).
2 Zie voor de teksten:
i. h.gosses, 'De bisschop van Utrecht, het
Domkapittel en de Groninger prefekt', in:
bvgo 4e reeks 7 (1907) 25-135 (met name
29-31).
dh in 45, inleiding.
Zie voor de inhoud als laatste: e. palmboom,
'Mensa episcopalis en mensa capituli', in: Ad
fontes. Opstellen aangeboden aan prof. dr. C.
v.d. Kieft (Amsterdam 1984) 69-83.
3 Zie: wipo, 'Gesta Chuonradi II imperatoris',
in: Quellen des 9. und 11. Jahrhunderts zur
Geschichte der Hamburgischen Kirche und des
Reiches (ed. W.Trillmich) (Darmstadt 1973)
608-609.
4 e. j.haslinghuis-c. J.A. c. peeters, De Dom van
Utrecht('s Gravenhage 1965) 370-372.
5 ogd 18 en 19.
6 Rijksarchief in Utrecht, Bischoppen 87-1.
7 s. muller fz., 'De echtheid van het Groning-
sche charter van 1040', in: nab 24 (1915-1916)
22-24.
8 k.f.stumpf, Die Reichskanzler. (3 delen, Inns
bruck 1865-1883), nr. 2180.
9 e. steindorff, Jahrbücher des deutschen Rei
ches unter Heinrich m (2 delen, Leipzig 1874).
i: 391-394. Hij baseert zich op een fac-simile in
r.k.driessen, Monumenta Groningana veteris
aevi inedita (4 delen, Groningen 1830), deel
iv in fine. De oorkonde van 1040 komt in dit
werk voor onder de nummers lxi en ccxvn.
10 o. oppermann, bespreking van: h.schubert,
Ein Lütticher Schriftprovinz nachgewiesen an
Urkunden des elften und zwölften Jahrhun
derts, Marburg 1908, in: Göttingische Gelehrte
Anzeigen 177 (1915) 65-85.
11 h. bresslau-p. kehr, Die Urkunden Heinrichs
lil, Berlijn 1931 (mgh Diplomata reg. imp. 5.:
dh m 45).
12 i.h.gosses, 'De bisschop van Utrecht', met na
me bladzijden 25-61. Het eerste hoofdstuk van
het artikel is in de Verzamelde Geschriften van
Gosses niet herdrukt. De neiging bestaat dan
om het stuk ongelezen te laten. Ten onrechte:
het bevat voor de geschiedenis van deze oor
konde veel belangwekkends.
13 i.h.gosses, De organisatie van bestuur en
rechtspraak in de landschap Drenthe (tot de
tijd der Republiek), Groningen 1941 (met name
bladzijde 19 noot 7).
14 j.c.kort, 'Utrechtse oorkonden in Holland',
in: nab 78 (1974) 124-133.
15 j.c. kort, 'Nogmaals Utrechtse oorkonden in
Holland', in: nab 79 (1975) 173-174.
16 De kroniek van Sicke Benninge ed. J. A. Feith,
Werken Historisch Genootschap Nieuwe serie
48 (Utrecht 1887) 82. Zie voor handschriften
etc. nr. 307 uit: m. carasso-kok, Repertorium
van verhalende historische bronnen uit de Mid
deleeuwen, 's Gravenhage 1981.
17 rau Bisschoppen 28.
18 kb Den Haag 74 j 45 (4°) f. 26 en 26v.
19 rau Bisschoppen 87, 2-3.
20 Zie noot 19.
21 Afschriften: ga Deventer ma stad 460 a,
afschrift van een vidimus uit 1392. De tekst
van de oorkonde van 1040 is hier niet uitge
schreven. ra Utrecht Dom 55 (Liber Hirsutus)
f. liiv en volgende.
22 Zie een mogelijke verklaring in c.a. rutgers,
Jan van Arkel, Bisschop van Utrecht, (Gronin
gen 1970), 122. De door hem geschilderde con
text is niet juist; Kort wees daar ook reeds op
(nab 78 (1974) 132).
23 GAGr STAD RVR 1032 OGD 1022.
24 GAGr STAD RVR 121.
25 rau Bisschoppen 28.
26 a.g. jongkees, 'Bourgondië en de Friese vrij
heid', in: De Vrije Fries 41 (1953) 63-78, met
name bladzijde 73.
27 ga Deventer stad cr 1469 f. 4. ga Zwolle
stad Maandrekening 1469 p. 160.
28 ga Deventer stad cr 1469 f. 6. ga Zwolle
stad Maandrekening 1469 p. 160.
29 c.aurelius, Die Chronycke van Hollant, Zee-
lant ende Vrieslant etc. (Dordrecht 1591) f.
cxciiiv.
30 ga Kampen stad 9 (liber diversorium) f. cvm
e.v. Hier worden afschriften van de volgende
oorkonden van belang voor de zaak gevonden:
1040, 1405, 1407, 1415 en 1419 (2x). De oor
konde van 1415 bevindt zich in de landskist te
Deventer of cista patriae(\). Op deze stukken
heeft Arent toe Boecop zich gebaseerd in zijn
Kronyk, p. 710 e.v.
31 GAGr stad rvr 215. ga Zwolle stad Maandre
kening 1469 p. 117.
32 rau Bisschoppen 34. GAGr stad rvr 197.
33 GAGr stad 25.
34 Aurelius, f. cxcm.
35 ga Deventer stad cr 1469 f.6.
ga Zwolle stad Maandrekening 1469 p. 160.
36 Zie: s. muller fz., Catalogus van het archief
der bisschoppen van Utrecht (Utrecht 1906) ix
e.v.; b. van 'thoff, 'Uit de geschiedenis van
het Deventer archief', in: nab 41 (1933-1934)
237-254, met name 245-246 en nab 42 (1934-
1935) 49-59.
De inventaris die in Kampen bewaard wordt,
uitgegeven door J. Nanninga Uyterdijk in Ver
slagen en mededeelingen voor Overijsselsch
Regt en Geschiedenis 19 (1896) 60-87.
37 ga Deventer stad ma 460+ a.
279