Welke die andere privileges zijn wordt niet vermeld, wellicht de vidimus van
Dan laat men nog een samenvatting maken van de relevante stukken pro
informatione van de gezanten die naar de hertog in Den Haag zullen gaan,
een stuk dat bewaard is gebleven in het Deventer en in het Kamper stadsarchief:
Informacie opt verbeteren vanden geleerden voir die ghene die van wegen onss
genedichs heeren ende der staten synre landen van Utrecht antwoirden zullen
op tguent die hoichgeboren ende doirluchtighen furste ende heere van Bour-
gondie etc. onsen genedigen heere geheyst heeft rorende die Stadt Groningen
mit haeren toebehoerenf5
In deze Informatie wordt onder andere de inhoud van de bul van 1040 samen
gevat, ten dele zelfs vertaald. Voor de uiterlijke kenmerken is van belang dat
hier nogmaals gezegd wordt dat Hendrik het stuk bezegeld heeft mit synen ze
ge/1 in goude uuthangende en dat hij bovendien heeft getekend mit synen Co-
ninckliken hantteyken.
De inleidende tekst van het bovengenoemde Deventer transsumpt is ontleend
aan de vidimus van 1419 waarschijnlijk in verband met de haast waarmee het
a sc rift tot stand moest komen. Het werd vervaardigd in minori domo capi-
tulan op 11 oktober 1469. Nieuws over de toestand van het origineel wordt
hierin niet gelezen. De beschrijving van 1419 voldoet in 1469 nog.
Na 1469 is het enige tijd stil rond de schenkingsoorkonde van 1040. In de
inventaris van het archief van de Dom opgesteld rond het jaar 1500 door Mi-
c ael Keyen, secretaris van het Domkapittel, wordt het in de vierde lade ge
vonden. Het gouden zegel wordt genoemd; toegevoegd wordt valdeponde
rante en dat het is Registrata in libro donationum imperialium met het teken
waaronder het in dat werk is opgenomen. Bovendien worden een antiqua co-
pia en het origineel van de bevestiging door Karei iv uit 1359 met sigillo mag
na rotundo, het enige gegeven over het uiterlijk van deze oorkonde dat wij
ennen, vermeld, naast één van beide 'vidimussen' uit 1419. Waar is de ande
re op dit moment?
Maar de rust is nog slechts van korte duur. Wanneer in 1528 Karei v de tem-
porahteit overneemt van bisschop Hendrik van Beieren, worden ook de bijbe
horende rechtstitels overgedragen. Voordat het kapittel daar toe overgaat laat
et vele stukken vidimeren. Zo ook de oorkonde van 1040 op 17 november
1531. In de inleiding tot het transsumpt worden verschillende nieuwe medede
lingen over de oorkonde en het zegel gedaan. In de eerste plaats wordt ver
meld dat perkament de schriftdrager is (dat is boven reeds gememoreerd) Ver
volgens wordt over de signum-regel gesproken maar de meeste aandacht gaat
uit naar het zegel: een gouden bul in filissericeis blavei coloris inferius impen-
dente. Gosses heeft er al op gewezen dat hier flavei gelezen moet worden in
plaats van blavei. Via Driessen heeft Steindorff deze lees- of schrijffout over
genomen. Zijde is de normale bevestigingswijze voor gouden bullen. Ver-
er wordt medegedeeld dat op het zegel aurea Roma wordt afgebeeld Het ze
gel is nog onbeschadigd, maar van de oorkonde wordt nu opgemerkt propter
eius longevam antiquitatem in aliquibus sui partibus admodum corruptam et
consumptam.
Kort meende dat het zegel rechtsonder bevestigd zou zijn geweest met sne-
276
den in het perkament of welke veronderstelde schriftdrager dan ook, maar liet
buiten beschouwing dat het aangebrachte zegel niet een waszegel maar een me
talen zegel was.50 Wanneer deze oorkonde is overgebracht naar de voorlopi
ge bewaarplaats van de Utrechtse stukken in Gouda is niet precies bekend. De
opgave van de overgedragen oorkonden aan de rentmeester Cornelis Anthoe-
nisz. van Scoenhoven noemt de schenking van 1040.51
De in opdracht van het Kapittel gemaakte copieën blijven in het Domar-
chief.52 Het origineel gaat waarschijnlijk na 17 november 1531, de datum
waarop het transsumpt gemaakt wordt, naar Gouda. Op dezelfde dag wordt
ook de vidimus van 1419 getranssumeerd en dit stuk zal eveneens daarna zijn
overgebracht. Muller vermeldt dat op 5 oktober 1532 de bevestiging van Karei
iv uit 1359 wordt opgenomen in een notarieel instrument.53
Wanneer Suys in 1551 zijn Register gemaakt heeft, worden de originelen
van de getranssumeerde stukken daarin teruggevonden.54
Folio 156 n. 3 het origineel met gouden zegel.
169v n. 4: de natekening non sigillato.
157 n. 1 de bevestiging door Karei iv
169v n. 5: vidimus uit 1419 met 4 zegels.
179v n. 1: een niet nader te identificeren vidimus; wellicht eveneens
uit 1419?
180v n. 1: idem.
139 n. 2 onbekende vidimusbrieven.
Er zijn dus zeker meer afschriften geweest dan nu bekend zijn.21
Of de interpretatie van Muller, namelijk dat in 1551 de copie al als origineel
wordt beschouwd juist is,55 kan worden betwijfeld. De zinsnede in het
Register-Suys Vidimus littere originalisprioris kan op twee manieren vertaald
worden: vidimus van de voorgaande originele oorkonde, maar ook-en dat
lijkt hier de aangewezen vertaling - vidimus van de originele oorkonde van de
hiervoor genoemde (namelijk van de copie). De natekening is waarschijnlijk
ook niet gevidimeerd.
De manier waarop en de plaats waar de oorkonden geborgen worden in Gou
da schijnt heel slecht geweest te zijn.56 In 1575 bezoekt een Hollandse com
missie de bewaarplaats in Gouda en (geciteerd naar Muller) de stukken bleken
geborgen in kasten en koffers, maar desniettemin bleken ze
deurgaens seer vochtich, eenighe van ouderdom vergaen ende oversulxs on
leesbaar, andere gans ende gaeff waervan ses brieven met ses uuythangende
goude segelen verciert waren, wesende de drie van creux ofte hol, die wy van
stuck tot stuck verlucht ende voor 't vier gedroocht ende wederom up haer
plaets geleyt hebben.51
Buchelius, die overigens in het geheel niet zeker is van de lotgevallen van de
stukken uit Utrecht, vermeldt in zijn Dagboek dat in de toren te Gouda be
waard worden antiquissima Batavorum privelegia Burgundionum quoque et
Austriacorum principum vetustissimae literae, waar zij echter door motten en
277