A. J. Rietveld, politicus
Diepteinformatie geeft inzicht in de invloed op het beleid van ideologi
sche factoren en van groepsbelangen. Diepteinformatie geeft weer waar amb
telijke adviezen moesten wijken voor politieke overwegingen.
Diepteinformatie vereist de beschikking over verslagen van statenvergade
ringen, commissiebijeenkomsten, fractievergaderingen, inspraakbijeenkom
sten, werkgroepbesprekingen en gewestelijke bijeenkomsten. Niet uit één partij,
doch uit alle partijen. Het vooronderstelt dat Statenleden hun uit bovenge
noemde stukken bestaand archief in bewaring geven, eventueel voorzien van
persoonlijke aantekeningen. In mijn archief is dit het geval, nooit gedaan met
de bedoeling een archief op te bouwen, wel als geheugensteun en uit reeds op
jeugdige leeftijd gewekte interesse in het functioneren van de macht.
Of mijn archief een bijdrage kan leveren tot wetenschappelijk onderzoek - de
tweede doelstelling van het rijksarchief - kan ik niet overzien. Misschien bij
een onderzoek hoe een - in uw woorden - radicale sociaal democraat zich heeft
gevoeld in de zijlijn van zijn partij. Een partij die de kenmerken heeft gedra
gen van centralisme, regelzucht en planningsdrift. Het pleit voor het demo
cratische gehalte van mijn partij dat er ruimte is voor andere denkbeelden. De
uitkomst van de evaluatie over mijn functioneren in de Statenfractie heeft dit
bevestigd. De uitkomst luidde: 'een aardige linkse lastpak'. Denkbaar is ook
dat het persoonlijk archief een bijdrage kan leveren tot bijvoorbeeld onder
zoek van gebeurtenissen, zoals de Duitse razzia in Rotterdam of het politieop
treden in Dodewaard.
Bij de derde doelstelling sta ik wat langer stil, namelijk archiefinventarisa
tie als instrument in de strijd voor openbaarheid. Openbaarheid heeft name
lijk te maken met macht, waarover weinig geschreven en gesproken wordt.
Macht wordt uitgeoefend en is verder taboe. Macht functioneert langs twee
wegen. De bovenstroom is de legislatieve macht, gebaseerd op wetten en nor
men. Deze bovenstroom heeft met openbaarheid geen problemen. Dit is wel
het geval bij de onderstroom van de macht, die bestaat uit een systeem van
verbindingen, een netwerk met een sturend vermogen. Dit netwerk stelt macht
hebbers in handel, industrie, banken, overheidsorganen, stichtingen en vere
nigingen in staat handelingen te verrichten of na te laten buiten wetten en nor
men. De onderstroom van de macht blijft verborgen en is alleen op vermoeden
aanwezig...
Openbaarheid, decentralisatie en toetsing van machtshandelingen zijn in
strumenten in de eeuwige strijd tegen de onderstroom van de macht, die van
alle tijden is en deel uitmaakt van elk bestuurssysteem. Openbaarheid, archil-
lespees van de macht, kan het functioneren van de onderstroom belemmeren,
niet opheffen. Openbaarheid kan namelijk niet de coulissen opruimen, waar
achter machtshandelingen zich voltrekken. Evenmin kan openbaarheid machts
denkers veranderen in democratische bestuurders.
Decentralisatie is ook een instrument om het functioneren van de onderstroom
te belemmeren. Decentralisatie betekent namelijk spreiding van bevoegdhe
den en dus verzwakking van het sturend vermogen van het netwerk. Decentra
lisatie en macht staan op gespannen voet met elkaar, omdat decentralisatie be-
254
tekent afstand doen van macht, hetgeen zelden vrijwillig geschiedt. Decentra
lisatie heeft daarom mijns inziens een hoge politieke prioriteit, ook in het pro
vinciaal beleid ten aanzien van binnengemeentelijke en binnenprovinciale de
centralisatie.
Toetsing van machtshandelingen is een onderwerp dat meer politieke be
langstelling verdient. Tijdens het Dodewaard-strafproces verklaarde de recht
bankpresident zich onbevoegd ten opzichte van het gevoerde beleid: 'Beleids
vragen horen in het parlement, niet in de rechtszaal'. De officier van justitie
benadrukte dit met de toevoeging: 'ook al gedraagt het parlement zich als een
slak met een struisvogelkop'. Wijziging van het staatsrecht verdient aanbeve
ling, opdat naast het parlement ook de rechter bevoegd wordt tot toetsing van
overheidshandelingen aan grondrechten...
De acquisitie van particuliere archieven - Brabant als proeftuin
De totstandkoming van een sluitend net van archiefdiensten bij de gemeente
lijke overheden in de provincie Noord-Brabant is op een oor na gevild. Ook
al geeft die ontwikkelingsgang reden tot tevredenheid, van de Brabantse colle
gae kan niet worden gezegd dat zij het nu, als 'contente mensen', maar kalmer
aan gaan doen. Integendeel, op diverse terreinen blijkt het Brabantse als een
proeftuin te functioneren, vooral op het terrein van de samenwerking tussen
de diverse diensten. Een heel recent voorbeeld is de cursus Archiefassistent,
opgezet door de Rijksarchiefschool en de Kring van Archivarissen in Noord-
Brabant en bedoeld voor mensen die in het kader van een bijzondere regeling
(bijvoorbeeld de wsw) werkzaam zijn bij de diverse archiefdiensten, met na
me in de studiezalen.
Het voorbeeld dat hier wat uitgebreider aan de orde komt, betreft een on
derwerp dat, juist met het oog op de eerdergenoemde samenwerking, een stuk
gevoeliger ligt: de acquisitie van particuliere archieven, een aktiviteit waarbij
archivarissen elkaar - soms letterlijk - kunnen tegenkomen, zeker in Brabant.
Met een aantal vervelende en van tijd tot tijd pijnlijke ervaringen in het ach
terhoofd besloten de Brabantse archivarissen in 1983 een Commissie Acquisi
tie Particuliere Archieven in te stellen. Leden van die commissie waren drs.
I. W. L. A. Caminada-H. J. M. Mijland-dr. J. W.M. Peijnenburg-drs. J.
Sanders en drs. G. J. W. Steijns.
Genoemde commissie rapporteerde tweemaal: in juni 1983 werden enkele
uitgangspunten en voorstellen geformuleerd, welke door de vergadering van
de Kring van Archivarissen in Noord-Brabant werden aanvaard. Daarna kreeg
de commissie de opdracht een tweetal zaken nader uit te werken, hetgeen uit
mondde in de eindrapportage, die in maart 1985 door de Kringvergadering werd
goedgekeurd. Tegelijkertijd ging men akkoord met een aantal op de rappor
ten van de commissie gestoelde procedure-afspraken, totstandgekomen tijdens
een gesprek tussen de voorzitter van de Kring, mr. M. W. van Boven, en de
rijksarchivaris in Noord-Brabant, dr. L. P. L. Pirenne. Hieronder gaan we op
het een en ander in.
255