papierafval te snijden, en deze dan ook nog tweemaal te gebruiken; wie ge noegen neemt met de afgedankte kaartenbakken van de archiefvormers en schrijfmachines gebruikt van de gemiddelde ouderdom van de beheerde ar chieven, die ziet zich zelden vooraan staan bij de uitdeling van nieuwe, gea vanceerde apparatuur. Omstreeks dezelfde tijd dat Nederlandse archivarissen nog hun stempel kon den drukken op de internationale archiefterminologie, kwamen in het buiten land, waar volgens Heine alles immers vijftig jaar eerder gebeurt dan in Ne derland, de eerste geautomatiseerde archieftoepassingen van de grond. Het is niet verwonderlijk dat de aandacht daarbij in hoge mate gericht werd op de inzet van de computer bij het indiceren. Het Franse woord voor computer is ordinateur, dat woord drukt precies uit wat het apparaat kan: ordenen. Grote hoeveelheden gelijkvormige gegevens worden in uiterst korte tijd tot verschil lende lijsten verwerkt. Met ponskaarten of invoerformulieren en datatypisten werden de gegevens gestructureerd vastgelegd en ingevoerd. Hoe meer hoe liever. Voorshands waren slechts enkele archiefdiensten in de gelegenheid van com puterfaciliteiten gebruik te maken. Maar de ontwikkelingen gaan razendsnel. Soms was het concept van een moeizaam ontwikkeld systeem al weer hope loos verouderd nog voor het programma draaide of de eindeloze reeks gege vens nog maar voor een deel was ingevoerd. Dankzij de ruimtevaart werd de elektronische apparatuur kleiner en goedkoper. Een behoorlijke microcom puter van nu heeft soms meer mogelijkheden dan een duur mainframe uit de jaren zestig. Maar ondanks het nieuwe betekende de technologische vooruit gang nog geen vernieuwing van het archivistisch vakgebied. Het oude hand werk werd bij die enkele dienst geautomatiseerd; het gros van de archivarissen zag toe, met de nodige scepsis, op het gedoe van een paar freaks. Onmiskenbaar is ook de Nederlandse archiefwereld in de afgelopen jaren uit de technologische winterslaap ontwaakt. Gedurende haar kortstondig bestaan heeft de Stuurgroep Automatisering Archiefwezen een kentering bewerkstel ligd. Er werden studiedagen belegd en rapporten gepubliceerd. Dat lijkt mis schien niet veel, maar de achterstand was groot. Uit de literatuur en buiten landse verslagen waren de mogelijkheden ongeveer bekend; door demonstraties kon kennis gemaakt worden met apparatuur, maar wat de consequenties zou den zijn, welke eisen aan programmatuur en apparatuur gesteld moesten wor den, wat de kosten en wat de baten zouden zijn, dat alles bleef nogal mistig. 4 De beperkingen van de technologie Nu de archivaris langzamerhand hier en daar van achter zijn archiefdozen van daan komt, droomt hij een nieuwe horizont. Op welke vraag van welke onder zoeker dan ook, de computer weet het antwoord. Door onderwerpsontslui ting, full-text retrieval, optische leesapparaten zal de achterstand van eeuwen in enkele decennia worden omgebogen tot een niet meer te verliezen voorsprong. Beeldplaten vervangen papier en microfilm. In de informatiemaatschappij zit de archivaris als informatiemanager in zijn kunstig gesponnen elektronisch web. Een eeuw na dato wordt aan Bloks bezwaren tegemoet gekomen. 110 Maar ondertussen worden er andere geluiden, minder optimistisch, gehoord. Vooral het fantoom van de thesaurusbouw baart zorgen bij gewenste onder werpsontsluiting. Leverden bij het handmatig indiceren de zaakindices al niet de grootste problemen op? Een nadere analyse is op zijn plaats. Dat een goede computer, althans voorzien van goede programmatuur veel kan, staat buiten kijf. Maar als een computer wordt gevoerd met rommel, pro duceert hij rotzooi: Gigo, zegt de automatiseerder, Garbage in, garbage out. Wanneer het archiefwezen gebruik wil maken van de mogelijkheden van de geautomatiseerde gegevensverwerking, zullen de bestaande methoden van toe gankelijk maken opnieuw moeten worden onderzocht op doelmatigheid. Een inventaris heet een wegwijzer in het archief te zijn, maar beschrijft het archief vooral formeel. Slechts zoveel wordt vastgelegd als nodig is om het ene bestand deel van het andere te onderscheiden. Althans zo wil de theorie het. Zodra een computer wordt ingeschakeld, is de natuurlijke neiging om op een intensieve re, inhoudelijke wijze te ontsluiten de kop niet meer in te drukken. Nogmaals, de computer kan dat best en de aanvechting is al van voor Bloks tijd en zeer te begrijpen. De negentiende-eeuwse archivarissen deden hetzelfde in hun po gen alle archiefstukken één voor één te beschrijven. De eerder geciteerde Se cher verhaalt hoe van 1848 tot 1882 de volijverige en geleerde Wegener aan het hoofd van het Deense 'Geheimarchiv' stond. Na zijn aftreden was één pro cent van het bestand beschreven; er werd berekend dat voor de overige nege nennegentig procent nog zeker 3500 jaren volijverig werken noodzakelijk zou den zijn.6 De situatie is nu niet wezenlijk anders. Zoals in de negentiende eeuw alles nog geordend en beschreven moest worden, zo zou nu alles de computer in moeten. Dat betekent voor heel Nederland, op basis van de huidige inventa rissen, tien miljoen of meer beschrijvingen die gestructureerd ingevoerd zou den moeten worden. Dat kost alleen al zeker duizend mensjaren volijverig ty pewerk, waar het roemruchte Advies 15 van de Archiefraad met geen woord over rept. En wat heb je dan? Alle inventarisbeschrijvingen van de BV Nederland in een groot systeem. Kun je dan tante Bets of de vuurtorenwachter van de Binnen- kaag met de ene druk op de knop vinden? Neen, want de beschrijvingen zijn nog steeds hoofdzakelijk formeel: tante Bets zit verscholen in een register van de burgerlijke stand en de vuurtorenwachter in een serie aanstellingsakten in het archief van Rijkswaterstaat in Zuid-Holland. Dus zouden alle series eerst geklapperd moeten worden en al die klappers aan het geautomatiseerde systeem worden toegevoegd. De benodigde arbeidstijd uitrekenen is zinloos, en optical reading lost het invoerprobleem ook niet op. En al zou een goede fee of de beschermheilige van het archiefwezen in een bui van grondeloze goedertierenheid alles machi neleesbaar toveren en de verzamelde vaderlandse archiefdiensten voorzien van een supercomputer met een gigantisch massageheugen, dan nog zou het ge wrochte informatiesysteem door zijn zwakke structuur niet deugen: een rijste brijberg die niet in hapklare brokken is verdeeld. De ptt somt de telefoon nummers per plaats op, onder andere omdat er nogal wat mensen Jansen, Bakker of De Vries heten. Eigenlijk hanteert de ptt dus een soort herkomst- beginsel. 111

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 8