dagen na zijn feestelijke intocht in Den Haag stelde Lodewijk Napoleon een commissie in voor de introductie van een orde. Schutte vermeldt, dat de nieu we koning van Holland een dergelijke orde zag als een middel om 'de republi keinse ideeën van de oude en koude Hollanders op de monarchie te richten'. Afgezien van deze staatkundige reden zal bij de romantische en ijdele monarch ongetwijfeld ook de overweging meegespeeld hebben, dat zijn jonge konink rijk zonder een orde niet volwaardig zou zijn. Hij volgde daarmee het voor beeld van zijn keizerlijke broer, die in 1802 het Legioen van Eer had ingesteld. Na een kort voorspel met twee andere orden werd op 13 februari 1807 de Orde van de Unie ingesteld. In feite was dit de eerste 'Nederlandse' orde die tot aan de abdicatie van 'Lodewijk I' in 1810 bleef bestaan. Na de inlijving bij Frank rijk verving Napoleon in 1811 deze orde door de Keizerlijke Orde van de Reü nie.4 Terecht heeft Schutte de nadruk gelegd op de biografische naamlijst van ge decoreerden (150 van de 221 bladzijden). Na bijna twee eeuwen is de geschie denis van de orde als orgaan niet meer van eminent belang, maar wordt het wel des te belangrijker wie de leden van de orde waren. Het blijkt dat bijna 80% van de benoemingen aan in de toenmalige elf Hollandse departementen (inclusief Oost-Friesland) geborenen toeviel. De grootkruizen en commandeurs waren vooral hofdignitarissen, ministers, staatsraden, ambassadeurs, landrosten etc., opper- en vlagofficieren. Onder de ridders treft men de lagere civiele (ook gewestelijke) en officiersrangen aan. Eigenlijk is het deel van de naamlijst dat op de Hollandse leden betrekking heeft (131 bladzijden) een dwarsdoorsnede van de civiele en militaire elite van het koninkrijk. De betekenis reikt echter verder, want vele leden vervulden ook voor 1807 en na 1810, respectievelijk 1813 belangrijke functies; men mag dan ook van een Bataafs-Franse elite spre ken. Schutte is met zijn onvermoeibare speurzin verder gegaan: hij heeft ook een vijftigtal portretten van leden opgenomen, een aanzienlijke verrijking van de biografische gegevens. De index op geslachtnamen is een voortreffelijke in gang op de naamlijst. Nuttig zijn ook de in bijlage i-xm afgedrukte teksten van de verschillende (wettelijke) bepalingen en voorschriften. De voor de hand liggende vraag naar de herkomst van de leden wordt beant woord in bijlage xv. Van de benoemingen had 57% betrekking op militairen en 43% op civielen. De meeste Hollandse onderscheidingen werden aan in de departementen Amstelland en Maasland geborenen toegekend (40,1%), ge volgd door Gelderland (15,9%) en Brabant (13,3%). De auteur volgt in deze tabel noch de toenmalige departementale indeling, noch volledig de huidige provinciale indeling, hetgeen enigszins verwarrend kan werken. De samenstelling van de naamlijst is vooral op de door de orde zelf bijge houden ledenregisters gebaseerd en aangevuld met informatie uit merendeels literaire bronnen, voornamelijk biografische (woorden-), adels-, stam- en wa penboeken. Aan de hand van een steekproef heb ik kunnen vaststellen, dat dit met grote nauwkeurigheid is gebeurd; alle toen in Gelderland woonachtige leden zijn opgenomen.5 Toch zie ik een nadeel in het overwegend gebruik van dergelijke publikaties als bronnenmateriaal. Recent archiefonderzoek heeft aan getoond dat de biografische gegevens in deze merendeels oudere uitgaven niet volledig betrouwbaar zijn. Aan de hand van de mij goed bekende Gelderse leden kon ik enige feiten constateren.6 174 Schutte heeft zich niet gewaagd aan diepgaande analyses en conclusies. De in teressante vraag bijvoorbeeld welke motieven Lodewijk Napoleon voor zijn benoeming hanteerde, is niet beantwoord en blijkbaar ook niet onderzocht. De auteur heeft zich tot een vooral beschrijvende monografie beperkt, waarin de nadruk ligt op biografie en iconografie. Als zodanig is zijn boek een welko me vraagbaak voor alle in deze periode geïnteresseerden. H. B. N. B. Adam Noten 1 s. schama, Patriots and liberators. Revolution in the Netherlands 1795-1813 Londen, 1977. 2 Bijvoorbeeld de in Noord-Holland en Gelder land uitgekomen inventarissen van de archie ven van de gewestelijke besturen in de Bataafs- Franse periode (zie de respectieve recensies in nab (1979) 59 en (1984) 258). 3 O. Schutte, 'Les titres du Premier Empire Francais en relation avec les Pays-Bas', in: De Nederlandsche Leeuw (1980) 323 - 358. 4 De leden van de Orde van de Unie konden om opname in deze nieuwe orde verzoeken. Een aantal leden zag van een dergelijk verzoek af. 5 Rijksarchief in Gelderland, Bataafs-Franse ar chieven (bfa), inv. nr. 4585. 6 Schutte twijfelt ook op blz. 12 of alle goederen in Holland van de voormalige Orde van Malta aan de Orde van de Unie waren overgedragen. Onderzoek in de gewestelijke bestuursarchieven had hem die zekerheid kunnen verschaffen, bijvoorbeeld Rijksarchief in Gelderland, bfa, inv. nr. 4586. 175

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 40