In de zeer fraai uitgevoerde catalogus wijdt Rainer Kahsnitz een korte inlei ding aan de romaanse zegelkunst. De romaanse kunst is overwegend kerkelijk bepaald. Afbeeldingen van niet-heilige personen komen in de romaanse kunst nauwelijks voor, behalve op zegels. Afbeeldingen van koningen, bisschoppen en ridders op zegels hadden niet de bedoeling een natuurgetrouwe weergave te zijn, maar een symbolische. De eerste die zichzelf op zijn zegel liet afbeelden was keizer Augustus. In de middeleeuwen was het een grote uitzondering als het zegel van een persoon niet diens portret bevatte. De eerste troonzegels komen in de romaanse zegel kunst voor. Keizer Otto ill (983 - 1002) was de eerste koning, die zich zittend op zijn troon liet afbeelden. Bisschoppen zien we na 1100 veelal met kazuifel, mijter en staf op een troon zitten. De Keulse aartsbisschop Frederik I was één der eerste bisschoppen die zo zegelde. Ondanks deze eenheid in zegelkunst is er toch ook een verrassend grote verscheidenheid in details en stijl. Ruim 50 zegels uit de periode 1021 tot circa 1250 waren in Keulen te zien. Bovendien nog vier zegelstempels, waaronder het opmerkelijke stempel van het kapittel van St. Aposteln uit 1213, waarop de heilige maagd met kind is afgebeeld, om geven door de twaalf apostelen en medaillon. Recent verschenen en daarom hier te vermelden zijn: IIsigillo nella storia del- la civilta attraverso i documenti dell'Archivio Segreto Vaticao (Citta del Vati- cano 1985) en A. Martini, Isigillo d'oro dell'Archivio Segreto Vaticano (Vati- cano 1984). Caspar van Heel Noot 1 Voor wie dergelijke rolzegels wil bekijken, kan behalve bij musea als het Alard Pierson- museum te Amsterdam of het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden ook terecht in de ten toonstelling De Feniciërs en de Mediterrane wereldte zien in Luxemburg in de Banque Gé- néral du Luxembourg van 21 mei tot 6 juli 1986. Drentse rechtsbronnen J. heringa Drentse willekeuren uit oudere uitgaven verzameld. Zutphen, De Walburg Pers 1982. isbn 90 6011 107 9. ƒ20,- J. heringa Drentse willekeuren, een nalezing. Zutphen, De Walburg Pers 1985. isbn 90 6011 427 2. ƒ24,-. De Drentse rechtsbronnen hebben zich altijd mogen verheugen in een warme belangstelling van uitgevers: om het vermeende Germaanse karakter ervan en om de overzichtelijkheid. De voornaamste onder hen is de Vereniging tot uit gave der bronnen van het oud-vaderlandsche recht en de haar voortzettende stichting met hetzelfde doel. Maar ook het beroemde Groninger genootschap Pro Excolendo lure Patrio heeft zijn aandeel geleverd. Zo is de neerslag van de werkzaamheden van Drenthe's hof, de Etstoel, en van de lagere gerechten, de goorspraken, gemakkelijk raadpleegbaar. Wanneer tenslotte de uitgave van 170 Keverling Buisman met 5600 'ordelen' van de Etstoel over 1395- 1504 ver schenen zal zijn, is een indrukwekkende hoeveelheid rechtsbronnen in druk ter beschikking. Behalve rechtspraak is ook de Drentse wetgeving niet aan het oog van de uitgever ontsnapt. Al in 1915 gaf de Vereniging tot uitgave enz. in haar Ver slagen en Mededeelingen uit Willekeuren van Drentsche marken, in 1924 ge volgd door een supplement. In 1981 verscheen de bundel Drentse rechtsbron nen, waarin dr. J. Heringa de talrijke willekeuren, die sindsdien voor de dag gekomen waren, publiceerde. Daaraan voegde hij in 1982 toe Drentse wille keuren uit oudere uitgaven verzameld en in 1985 Drentse willekeuren, een na lezing. Hoewel deze twee laatste delen niet in de serie 'Werken' van de stich ting tot uitgave enz. verschenen, zijn ze wel uitgegeven bij de huisdrukker van de stichting, De Walburg Pers in Zutphen. Als willekeuren zijn uitgegeven de besluiten uitgevaardigd door kerspelen en buurschappen en kluften (onderdelen) daarvan, die bepalingen of groepen van bepalingen van algemene aard bevatten. Daarbij valt te denken aan regels op het onderhoud van wegen, gebruik van landerijen, sneeuwruimen, weiden van vee, vaststelling van waardelen (aandelen in ongescheiden gebied) enz. De enige soort besluiten die een enkel 'geval' betreffen, maar toch van een zo consti tuerend karakter zijn dat publikatie ervan gerechtvaardigd was, vormen de besluiten tot scheiding van marken en kluften van marken vóór 1809. Het spreekt voor zich dat daarmee belangrijke bronnen voor de kennis van de lokale Drentse samenleving, voor de Drentse geschiedenis en voor de rechts geschiedenis in het algemeen toegankelijk zijn geworden. Nuttig is het dat alle bekende willekeuren nu te vinden zijn in recente uitgaven, jammer is het dat het toch nog drie aparte delen moesten worden. De registers, zowel chronolo gisch als op willekeurende eenheid, in het laatst uitgegeven deel maken dit on gemak draaglijk. Het onderzoek naar en de uitgave van de Drentse willekeu ren door Heringa heeft geleid tot nieuwe inzichten in de kennis van buurschap en marke in oost-Nederland. Daarom maak ik van deze bespreking van de willekeur-uitgaven gebruik daarop de aandacht te vestigen. Kernpunt is de vraag of in het gebied ten oosten van de IJssel het markege nootschap en de buurschap identieke instellingen waren of dat het twee afzon derlijke 'organisaties' waren. De kenner bij uitstek van deze materie, prof. dr. B. H. Slicher van Bath, concludeerde dat in dit gebied vanaf de dertiende eeuw om economische redenen een sociale stratificatie op het platteland optrad van buren en keuters. Zo ontstonden er gemeenschappen die meer gerechtigd wa ren dan andere, die niet meer het gehele dorp of buurschap omvatten en die hun rechten gingen vastleggen: de markegenootschappen.1 Heringa komt voor Drenthe tot een andere conclusie.2 Volgens hem is er geen afzonderlijke mar keorganisatie geweest, maar nam de buurschap alle nodige maatregelen. Wel iswaar komt de term 'marke' voor, maar die duidt op het territoir, niet op de organisatie. De verwarring over het begrip 'marke' is ontstaan in de negen tiende eeuw. De Bataafse Republiek (1795 1806) en de Franse periode daar na beschouwen de kerspelen als staatsorganen en noemen hen gemeenten. De buurschappen komen in het organisatieschema niet voor, maar de provinciale of departementale overheid moet toch rekening houden met deze oude eenhe den van plaatselijk bestuur. De kerspelen zijn aangewezen op de buurschap- 171

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 38