den. Uitvoerig ook bespreekt Steemers de wijze waarop zegels aan oorkonden bevestigd kunnen zijn. Hij onderscheidt opgedrukte zegels, ingehangen, aan hangende en afhangende zegels. Ingehangen zegels zijn een technische variant van opgedrukte zegels. Uit de tekeningen en beschrijvingen bij Meinema en bij Steemers moeten we helaas constateren, dat beide auteurs het niet eens zijn over de terminologie. Wat bij Meinema aanhangend heet, blijkt bij Steemers afhangend te heten, en aanhangende zegels bij de laatste, worden door de eerste uithangende zegels genoemd. Aanhangend doorgestoken bij Meinema is bij Steemers een variant op afhangend. Steemers volgt in zijn terminologie de Duitstalige uitdrukkingen anhangend en abhangend. Maar ook Meinema ge bruikt het aan het Duits ontleende aanhangend, echter voor zegels die in het Duits als abhangend worden aangeduid. In de grote recente oorkondenboeken, zoals F. Ketner, Sticht Utrecht tot 1301 (1949- 1959), A. C.F.Koch, Holland en Zeeland tot 1299 (1970), H. P. H. Camps, Noord-Brabant tot 1312 (1979), E. J. Harenberg en M. S. Po lak, Gelre en Zutphen tot 1326 (1980, 1984) (en G. J. ter Kuile, Overijssel tot 1350 (1963 - 1969)) is uitsluitend sprake van uithangende en afhangende ze gels. Ik wil er dan ook voor pleiten het begrip aanhangend, dat een te gering onderscheidend vermogen heeft, niet te gebruiken. Een uithangend zegel hangt dan aan een afzonderlijke strook perkament of leer of aan een zijden koord of anderszins, dat door één of meer sneden in het document daaraan is be vestigd, terwijl een afhangend zegel aan een strook perkament hangt, dat ten gevolge van een snee in het perkament slechts nog aan de linkerkant onderaan een eenheid met het document vormt. Deze strook kan, voordat het zegel werd bevestigd, door één of meer sneden in het document gestoken zijn en daar door net als bij uithangende zegels verticaal aan het document hangen. Deze wijze van bezegelen noemen we doorgestoken. Zeer uitvoerig gaat Steemers vervolgens in op het materiaal waarvan zegels vervaardigd kunnen zijn. Deze uitvoerigheid is nodig in verband met het vol gende hoofdstuk over conservering, vooral van niet-metalen zegels. De con servering bestaat uit het schoonmaken, het impregneren en het verpakken van zegels. Tot mijn verrassing kan soms gewoon water en een zachte borstel al voldoende zijn om een zegel schoon te maken. Terecht waarschuwt de auteur er dan voor dat perkamenten stroken die door het zegel lopen door het water kunnen gaan zwellen en het zegel kunnen laten knappen. Het hoofdstuk over restauratie is voer voor restauratoren. Spectaculair is de beschrijving van Fleedwood's werkwijze, waarbij schimmelaantasting door middel van vacuümextractie in een met bijenwas-oplossing gevulde ruimte ver vangen wordt door die bijenwas. Boeiend ook is het te lezen hoe restauratie pogingen van rond 1900 funest kunnen zijn voor het zegel. Waszegels die toen ter bescherming voorzien zijn van een laklaag, verstikken daardoor. Hoewel lak veel harder is dan was, is het minder goed bestand tegen chemicaliën. Dit hoofdstuk wordt besloten met de beschrijving van het vervaardigen van repli ca's. Het volgende hoofdstuk 'Onderzoek' is een vertaling van een artikel van M. Cassar, G. V. Robins, R. A. Fletton en A. Alstin over organische bestand delen in niet-metalen zegels, geïdentificeerd met de 13 c-ftnmr spectroscopie, dat eerder verscheen in het Britse tijdschrift Nature. 166 Het laatste hoofdstukje is gewijd aan zegelrestauratie en haar ethiek. Hierin pleit Steemers voor een algemene Nederlandse restauratie-code. Voor de ze gelrestauratie is een dergelijke code er sinds 1970, opgesteld door het Comité de Sigillographie. Met deze code besluit dit zeer lezenswaardige boek. De Kamper schepen- en schoutenzegels werden in elf chronologische afleve ringen gepubliceerd in de Kamper Almanak, een uitgave van de Bondsspaar bank te Kampen, waarin onder redactie van het Frans Walkate-archief locaal- en regionaal-historische bijdragen verschijnen. Het werk van de amateur historicus K. Schilder heeft steeds een hoog wetenschappelijk niveau en dat is ook het geval met deze foto-catalogus van 440 schepen- en schoutenzegels tussen 1359 en 1805. Elke aflevering is voorzien van een korte inleiding en bij elke foto behoort een systematische beschrijving van het zegel, waarbij het Cor pus Sigillorum Neerlandicorum (3 dln., 's-Gravenhage 1937- 1940) model gestaan heeft. Net als in het Corpus worden termen als uithangend en afhan gend niet gebruikt, maar heet afhangend 'aan een enkele staart', terwijl uit hangend wordt aangeduid als 'aan een dubbele staart'. Aan de laatste aflevering is een index op de zegelaars toegevoegd. Boeiend is het om te zien hoe de zegels van leden van bijvoorbeeld de familie Van Ingen zich in de loop der eeuwen ontwikkelden. Van dit geslacht zijn tussen 1425 en 1793, over een periode dus van 368 jaar, negen zegels afgebeeld. Alle dra gen het zelfde familiewapen: een beurtelings gekanteelde dwarsbalk, alleen in 1425 vergezeld van een zespuntige ster in de rechterbovenhoek. Slechts dit oudste wapenzegel is niet met een helm gesierd, maar met drie gotische bogen, ver bonden door sterpunten. In 1500 en 1551 staat het wapen schuin op het zegel, vanaf 1683 is het helmteken haast barok. Het jongste wapenschild wordt ge houden door twee griffioenen. De doorsnee van het zegel neemt in de loop van de tijd toe van 23 mm in 1425, via35mm in 1586 tot 46 mm tenslotte in 1793. Een index op de wapenfiguren zou de waarde van de serie aanmerkelijk ver hoogd hebben. Daardoor zou bijvoorbeeld (behalve ook al uit de naam) een relatie gebleken zijn tussen Peter Lubbertsz. (1447), Lubbert Petersz. (1481, 1486) en Peter Lubbertsz. (1503, 1519). Overigens vermeldt Schilder dergelij ke relaties wel in zijn inleidingen. De Communications van het Comité de Sigillographie wordt voornamelijk ge vuld met het al genoemde artikel 'Les sceaux des universités et écoles supé rieures aux Pays-Bas' van mr. J. H. de Vey Mestdagh (blz. 1 - 69). Voorts be vat deze eerste publikatie van het comité een aantal korte artikelen, waarvan ik hier slechts de titels noem: Gabriel Wijmans, Archives de I'Etat a Mons: 'Note statistique sur les documents a sceaux conservés ou a sceaux perdus' (blz. 73 75) en drie bibliografische bijdragen: Michael Borrie, 'Publications in Eng lish on sigillography and art history' (blz. 77 80), Stefania Ricci, 'a I sigilli e la storia dell'arte antica, b I sigilli e la storia dell'arte medioevale, c Gli ar- tisti italiani intagliatiori di sigilli' (blz. 81-86) en Rainer Kahsnitz, Kunsthisto rische Literatur zu deutschen Siegeln (einschliesslich Österreichs, des Elsass und der deutschsprachigen Schweiz)' (blz. 87- 100). La vie au moyen age illustrée par les sceaux is een educatief project van de 167

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 36