In het algemeen echter zijn de archieven de oorlog goed doorgekomen. Sinds de zomer van 1939 waren allerwegen beschermende maatregelen genomen:4 de archiefbewaarplaatsen waren versterkt, nieuwe brandvrije depots gebouwd, ar chivalia in de kelders opgeborgen of geëvacueerd naar speciale bergplaatsen. Het rijk had zulke bewaarplaatsen in de Kennemer duinen bij Heemskerk, bij Paaslo, in de Sint Pietersberg, het slot Loevestein en het kasteel De Cannen- burgh te Vaassen. Die evacuaties waren vaak tegen de zin van de archivarissen zelf, die er van hogerhand toe gedwongen moesten worden. De in en aan de archiefgebouwen getroffen preventieve voorzieningen hebben slechts in een en kel geval ook werkelijk dienst moeten doen. Ik denk dan aan het archiefgebouw in Groningen, dat in april 1945 midden in de frontlijn kwam te liggen. Het moe dig optreden van chartermeester Werkman en de genomen voorzorgsmaatre gelen hebben een grote ramp kunnen voorkomen.5 Maar elders zijn de beschermende maatregelen nooit op de proef gesteld of zij sorteerden weinig of geen effect. 'Niettemin zullen wij hen, wanneer ander maal zulk een ramp mocht dreigen, ongetwijfeld weer toepassen', aldus lin ger die het als Middelburgs stadsarchivaris weten kon! Waarom doe ik deze grepen uit de geschiedenis van het archiefwezen in de ja ren 1940 - 1945? Niet slechts als bijdrage aan de herdenking. Maar vooral omdat ik meen dat wij dit herdenken zouden moeten aangrijpen om ons te wapenen voor de toekomst. Zoals Vegetius het in de vierde eeuw zei: 'Qui desiderat pa- cem, praeparet bellum'wie de vrede wil, bereide de oorlog voor. Of in de woor den van Seneca: 'Numquam imperator ita paci credit, ut non se praeparat bel- lo': nooit zal een veldheer zoveel vertrouwen stellen in een vrede, dat hij zich niet voorbereidt op een oorlog. Op ons vak toegespitst: wie het behoud wil, be reide zich op de vernietiging voor. Vorig jaar, bij een hernieuwde kennismaking met de Public Archives of Ca nada en later, tijdens de indrukwekkende en inspirerende vergadering van de Society of American Archivists, viel het mij op hoe serieus Noordamerikaan- se collegae contingency planning opvatten: de planning van eventualiteiten, van rampen. Wat die rampen kunnen zijn, weet ieder die de kleine lettertjes van de verzekeringspolis leest: brand, ontploffing, blikseminslag, watersnood, storm, inbraak, vandalisme, onvoorzien uitstromen van water of olie, breken van glas, ongeregeldheden, molest - en dan te bedenken dat een ramp zelden alleen komt! Laten wij het bij een eenvoudig voorbeeld houden: hoe is in uw archief de brandpreventie geregeld? Mij bleek vorig jaar, bij brandweerinstruc tie, dat een behoorlijk aantal medewerkers niet wist waar in het archiefgebouw brandblusmiddelen zijn, laat staan hoe daarmee om te gaan. Hoe is het bij u? Weet iedereen - ook de tijdelijke krachten - wie er in een noodgeval gewaar schuwd moeten worden en welke maatregelen, in welke volgorde, genomen moe ten worden? Wat doet u in geval van brand: sommige archieven redden? Zo ja, hoe? Ik spreek nu niet over het in veiligheid brengen van mensen, al herin ner ik mij de enige keer dat ik als plaatsvervangend algemeen rijksarchivaris met een bommelding aan het adres van het ara en de kb te maken kreeg. Wij moesten snel besluiten tot ontruiming van het hele complex en zo stonden bin nen korte tijd bezoekers en ambtenaren buiten op de Prins Willem-Alexander- hof. Pas toen het sein 'veilig' was gegeven, ontdekten we dat iedereen verge- 98 ten was de mensen in het fotografisch atelier te waarschuwen: die waren niets vermoedend aan het werk gebleven. Brandpreventie is belangrijk, brandbestrijding uiteraard ook. Maar wat ge beurt er na de brand? Wat doet u met de door bluswater doordrenkte archie ven? Gelukkig zijn ook in ons land kort geleden ervaringen gepubliceerd met tips over vriesdrogen.6 Binnen een paar uur na de overstroming-die het ge volg kan zijn van blussing, van een gesprongen waterleiding of van een storm-moet er gehandeld worden, moet men weten waar plastic zakken en kisten in grote hoeveelheden voor het verpakken van de natte archiefstukken betrokken kunnen worden, welk veem voldoende vriescapaciteit heeft enz. Op initiatief van de coördinator restauratie van de rijksarchiefdienst hebben de rijksarchieven kortgeleden lijsten aangelegd waarop dit soort gegevens is ver meld. Het is de bedoeling deze informatie via de provinciale archiefinspecties te verspreiden. Uit de literatuur over contingency planning1 blijkt vooral het grote belang van een draaiboek, steeds up to date gehouden, naast een straffe organisatie met duidelijke verantwoordelijkheden. Loop niet het risico dat iedereen ner veus alles wil doen, met het gevolg dat er niets goed gedaan wordt en essentiële dingen worden vergeten. Veertig jaar geleden zei de voorzitter van de van in de ledenvergadering: 'Toen wij hier zeven jaren geleden bijeen waren en de te nemen beschermingsmaat regelen bespraken was er twijfel of wij, vredelievende archiefmenschen, ons werkelijk met die nare oorlogsgedachten moesten bezig houden. Er was - zeer begrijpelijk!-tegenzin, en, bij gebrek aan aanwijzingen van hooger hand, groote onzekerheid over de vraag wat wij moesten doen'. In die jaarrede werd opgeroepen de ervaringen van de oorlog vast te leggen: 'Niet alleen omdat het jaren van groote verandering voor de archieven en van groote emoties voor de archivisten waren. Maar ook, omdat wij met de opgedane ervaringen ons voordeel kunnen doen en steeds voorbereid moeten zijn voor het geval de ver keerde hartstochten in ons werelddeel weer eens los zouden breken'.8 Ik heb de indruk dat deze in 1946 geuite aansporing na veertig jaar op de achtergrond is geraakt, om niet te zeggen in het vergeetboek terecht is geko men. 'Qui desiderat pacem, praeparet bellum'. De regel verbredend zoals ik zo even deed (wie het behoud wil, bereide zich op de vernietiging voor) acht ik hem ook vandaag en in de toekomst van het grootste belang. 'Vooral op het Algemeen Rijksarchief heerschen ergerlijke wantoestanden naar mij uit betrouwbare, deskundige bron is verzekerd'. Ook dat is een citaat uit het NSB-rapport uit 1943, dat vervolgde: 'Als voorbeeld worde vermeld, dat boden van het Algemeen Rijksarchief als nevenverdienste genealogisch onder zoek beoefenen en daartoe origineele doopboeken mee naar hun woonhuis ne men. Op het raadplegen van origineele akten is geen behoorlijk toezicht, zoo dat stukken zoek schijnen te zijn geraakt.' Wat ook ons als een misstand in de oren klinkt, was in werkelijkheid onder deel van een actie waarbij archivarissen 'de pen als wapen' gebruikten. Een tweetal in 1985 verschenen publikaties heeft dit uit de doeken gedaan: ons ere lid Van Hoboken schreef in het maandblad Amstelodamum over 'Het archief 99

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1986 | | pagina 2