Het architectuurinstituut: museum,
documentatiecentrum, archief,
bibliotheek
Summary
The State school for training of archivists
The author, principal of the State school for training of archivists, descri
bes the changes in the school's courses over recent years. These changes relate
in particular to the higher standard of education of candidates/pupils and mo
dernisation of subjects.
120
Kees Zandvliet
In het Nederlands Archievenblad van maart 1986 gaven de Amsterdamse kunst
historici Baaiman en De Jong hun visie op de invulling van het toekomstige In
stituut voor Architectuur en Stedebouw, in de krantekoppen veelal Architec
tuurmuseum genoemd. Wie het artikel en het besluit ervan zorgvuldig leest, zal
kunnen constateren dat er gepleit wordt voor een instituut in Amsterdam met
als taak archieven te beheren op het gebied van architectuur en stedebouw, en
dat men daarbij voorzichtig aanstuurt op het overnemen van overheidsarchie
ven, zoals dat van de Rijksgebouwendienst.
De discussie over het Architectuurmuseum loopt al jaren en is er niet hel
derder op geworden door Amsterdam-Rotterdam-gevechten. Baaiman en De
Jong gaan daar op plezierige wijze aan voorbij door zich te richten op de in
houd van zo'n museum in de toekomst en zich bij hun analyse te laten leiden
door hun ervaringen met de diverse bestaande instellingen. Onze inschatting
is dat hun analyse door de betrokkenheid bij de bestaande, in Amsterdam ze
telende, instellingen niet op het juiste eindpunt uitkomt. Hun analyse lijkt ge
dragen te worden door de vooronderstelling dat het nieuwe museum een uit
gebouwd Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst (ndb) zou
moeten worden. Het artikel levert een pakketvergelijking tussen openbaar ar
chiefwezen en ndb, bekend als zij zijn met het feit dat de Vereniging van Ar
chivarissen in Nederland, de Algemene Rijksarchivaris en de Landelijke Kring
van Gemeente- en Streekarchivarissen uit een oogpunt van rationalisering van
het voorzieningenniveau niet geporteerd zijn voor door het rijk gefinancierde,
categorale archiefbeherende instellingen.
Hun pakketvergelijking gaat op een aantal punten mank en behoeft verhelde
ring. Baaiman en De Jong wijzen op de geringe archivistische belangstelling
voor tekeningen als een integraal of zelfs hoofdbestanddeel van archieven (p. 17)
en zien pas in de laatste jaren een kentering ten goede (p. 19). Ongetwijfeld heeft
een literaire traditie de archivarissen individueel vaak niet gestimuleerd tot het
erkennen van kaarten of tekeningen als archiefstuk. Archieftechnisch was en
is daar echter geen enkele reden toe want de archivarissen Muller, Feith en Fruin
spraken in hun Handleiding van 1898 al in de eerste paragraaf over 'een archief
is het geheel der geschrevene, geteekende en gedrukte bescheiden, De Ar-
121